Mijn Kifid

Uitspraak 2014-428 (Bindend)

Uispraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-428 d.d.
4 december 2014
(mr. R.J. Paris, voorzitter, mr. M.C.M. van Dijk en mr. J.W.M. Lenting, leden en
mr. F. Faes, secretaris)

Samenvatting

Consument en zijn (inmiddels ex-)echtgenote dreven een onderneming in de vorm van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. In 1997 is het door de bank gefinancierde bedrijfspand dat eigendom was van de vennootschap, verkocht. Met een gedeelte van de verkoopopbrengst heeft de bank het negatieve saldo op een privérekening aangezuiverd. Consument stelt zich op het standpunt dat de bank dit niet had mogen doen. Ook stelt Consument dat de bank zonder zijn medeweten een e/o-rekening op zijn naam heeft geopend.
De Commissie oordeelt dat Consument deels niet ontvankelijk is in zijn klacht, omdat de vennootschap zelf geen partij is in dit geschil en Consument niet vereenzelvigd kan worden met de vennootschap. Met betrekking tot de andere klachtonderdelen is de Commissie van oordeel dat Consument zijn schade niet heeft onderbouwd. De vordering van Consument wordt afgewezen.

Consument,

tegen

de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het verzoek tot geschilbeslechting van Consument, ontvangen op 16 april 2014;
– het verweerschrift van Aangeslotene.

2. Overwegingen

De Commissie heeft het volgende vastgesteld.
Tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening heeft niet tot oplossing van het geschil geleid. Beide partijen zullen het advies van de Commissie als bindend aanvaarden.
Partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 28 oktober 2014 en zijn aldaar verschenen.

3. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
3.1. Consument en zijn toenmalige echtgenote dreven een boek- en kantoorboekhandel (hierna: de kantoorboekhandel) in de vorm van een besloten vennootschap. Aangeslotene heeft een financiering verstrekt aan de kantoorboekhandel voor de aankoop van een bedrijfspand. In 1997 is het in eigendom van de kantoorboekhandel zijnde bedrijfspand verkocht. Met een gedeelte van de verkoopopbrengst heeft Aangeslotene een negatief saldo op een privérekening van Consument en/of zijn toenmalige echtgenote aangezuiverd.
3.2. Op enig moment heeft Consument een brief ontvangen van een door Aangeslotene ingeschakeld incassobureau. In die brief is Consument verzocht om een debetstand op een mede op zijn naam staande e/o-rekening bij Aangeslotene aan te zuiveren. Deze rekening is door Aangeslotene beëindigd zonder de vermelde debetstand bij Consument te incasseren.

4. De vordering en grondslagen

4.1. Consument vordert dat Aangeslotene wordt veroordeeld tot vergoeding van de door hem geleden schade als gevolg van het handelen van Aangeslotene.
4.2. Aan deze vordering legt Consument ten grondslag dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de met Aangeslotene gesloten overeenkomsten. Consument voert in het kader hiervan het volgende aan:
o Aangeslotene had de opbrengst van de verkoop van het bedrijfspand niet mogen aanwenden ter aanzuivering van een privérekening. Als gevolg hiervan is het bedrijf in financiële moeilijkheden geraakt;
o Aangeslotene had zonder toestemming van Consument geen e/o-rekening op zijn naam mogen openen. Consument was er niet van op de hoogte dat er een rekening op zijn naam was geopend totdat hij een brief ontving van een incassobureau wegens een ongeoorloofde debetstand op deze rekening.
4.3. Op de stellingen die Aangeslotene aan haar verweer ten grondslag legt wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5. Beoordeling

5.1. Met betrekking tot de stelling van Consument dat Aangeslotene de verkoopopbrengst van het bedrijfspand niet had mogen aanwenden om een debetstand van een privé
rekening aan te zuiveren oordeelt de Commissie als volgt.
5.2. Voor zover de klacht van Consument betrekking heeft op het handelen van Aangeslotene jegens de kantoorboekhandel is de Commissie van oordeel dat Consument in zijn klacht niet ontvangen kan worden nu de kantoorboekhandel, een rechtspersoon, geen partij is in dit geschil en Consument niet vereenzelvigd kan worden met deze rechtspersoon. Bovendien geldt dat een rechtspersoon geen consument is in de zin van het Reglement en de Commissie alleen klachten van consumenten kan behandelen (zie artikelen 9.1 en 1 Reglement (oud)).
5.3. Daargelaten de feiten die Consument aan zijn betoog ten grondslag heeft gelegd, is de Commissie van oordeel dat Consument zijn schade als gevolg van de onder 5.1 bedoelde verrekening door Aangeslotene niet heeft aangetoond. Door het aanzuiveren van zijn privérekening met de opbrengst van het bedrijfspand is de schuld van Consument aan Aangeslotene met een even groot bedrag verminderd. Consument heeft onvoldoende aangetoond welke schade hij als consument in de zin van het reglement heeft geleden. De vordering van Consument dient in zoverre reeds op grond hiervan te worden afgewezen.

5.4. Met betrekking tot het klachtonderdeel dat Aangeslotene zonder toestemming van Consument een e/o-rekening heeft geopend oordeelt de Commissie als volgt.
5.5. Ervan uitgaande dat de door Consument gestelde feiten juist zijn, is de Commissie van oordeel dat niet gebleken is dat Consument door het openen van deze e/o-rekening schade heeft geleden althans lijdt. De Commissie neemt hierbij in aanmerking dat de betreffende rekening inmiddels is opgeheven, dat Consument de vordering van Aangeslotene nooit heeft hoeven te voldoen en dat hij ook niet langer aansprakelijk wordt gehouden voor het openstaande saldo.
5.6. Gelet op het voorgaande oordeelt de Commissie dat de klacht van Consument, voor zover hij in zijn klacht ontvangen kan worden, ongegrond is en dat de vordering dient te worden afgewezen. Alle overige door partijen ingebrachte stellingen en argumenten kunnen niet tot een ander oordeel leiden en zullen derhalve onbesproken blijven.

6. Beslissing

De Commissie:
a) beslist dat Consument deels niet ontvankelijk is in zijn klacht zoals vermeld in rechtsoverweging 5.2; en
b) wijst, als bindend advies, de vordering van Consument voor het overige af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/wie-behandelt-mijn-klacht-1/4#stappen-plan

Bekijk de volledige uitspraak