Mijn Kifid

Uitspraak 2015-046 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-046 d.d. 6 februari 2015
mr. C.E. du Perron, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en mr. J.W.M. Lenting, leden en mr. F. Faes, secretaris)

Samenvatting

Klacht tegen de kredietverstrekker. Consument heeft via een tussenpersoon een doorlopend krediet met een variabele rente bij een kredietverstrekker afgesloten. Ook heeft Consument via de tussenpersoon een verzekering ter dekking van arbeidsongeschiktheid afgesloten. Consument stelt dat hij niets aflost op het krediet omdat Aangeslotene veel te veel rente in rekening brengt. Ook blijkt de verzekering geen dekking te bieden, nu Consument arbeidsongeschikt is geworden.
De Commissie is van oordeel dat de kredietverstrekker voldoende aannemelijk heeft gemaakt hoe de maandtermijn is opgebouwd. Ook heeft de kredietverstrekker voldoende gedaan om tot een redelijke oplossing van het geschil te komen. Met betrekking tot de verzekering oordeelt de Commissie dat niet is gebleken dat de kredietverstrekker betrokken is geweest bij het afsluiten van deze verzekering. De vordering van Consument wordt afgewezen.

Consument,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Defam B.V, gevestigd te Bunnik, hierna te noemen Aangeslotene.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het verzoek tot geschilbeslechting van Consument, ontvangen op 19 augustus 2013;
– het verweerschrift van Aangeslotene;
– de repliek van Consument; en
– de dupliek van Aangeslotene.

2. Overwegingen

De Commissie heeft het volgende vastgesteld.

Tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening heeft niet tot oplossing van het geschil geleid.
Beide partijen zullen het advies van de Commissie als bindend aanvaarden.
Partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 6 juni 2014 en zijn aldaar verschenen.

3. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
3.1. Op 10 maart 2005 heeft Consument samen met zijn partner na advies en bemiddeling van een tussenpersoon een doorlopende kredietovereenkomst (hierna: de overeenkomst) met een kredietlimiet tot maximaal € 11.534,- tegen een variabele kredietvergoeding bij Aangeslotene afgesloten. De kredietvergoeding bedroeg bij het afsluiten van de overeenkomst 0,639% per maand en de effectieve rente bedroeg 7,9% op jaarbasis. Consument dient op grond van de overeenkomst maandelijks 1% van het ten hoogste opgenomen saldo met een minimum van € 115,34 terug te betalen (bestaande uit rente en aflossing). In de overeenkomst is voorts bepaald:
DEFAM zal de kredietnemer maandelijks een kredietvergoeding in rekening brengen over de op grond van deze overeenkomst verschuldigde bedragen. Deze kredietvergoeding bedraagt thans………0,639%
per maand en zal maandelijks ten laste van deze rekening worden geboekt Wijzigingen van dit percentage zullen zo spoedig mogelijk ter te kennis van de kredietnemer worden gebracht.
3.2. In de overeenkomst is bepaald dat partijen bekend en akkoord zijn met de aan de achterzijde van de overeenkomst vermelde voorwaarden ‘Voorwaarden Doorlopend Krediet Defam Flex BV’ (hierna: de Voorwaarden). In de Voorwaarden is, voor zover relevant, bepaald:
DEFAM zal de kredietnemer maandelijks een kredietvergoeding in rekening brengen op basis van de dan bij DEFAM voor doorlopend krediet geldende tarieven.
3.3. Aangeslotene heeft op 17 maart 2005 een exemplaar van de overeenkomst alsmede de ‘Handleiding bij uw DEFAM kredietovereenkomst’ aan Consument gezonden. Op 17 maart 2005 heeft Aangeslotene het volledige kredietbedrag aan Consument uitbetaald. De eerste maandtermijn diende Consument op 30 april 2005 voldoen. De verschuldigde rente over de maand april 2005 bedroeg € 73,93.
3.4. Tevens heeft Consument in 2005 via de tussenpersoon een verzekering bij [Y] ter dekking van het risico van arbeidsongeschiktheid gesloten met een looptijd van 60 maanden. Hiervoor heeft Consument een koopsom voldaan. In 2011 heeft Consument geconstateerd dat hij geen recht heeft op een uitkering uit hoofde van de verzekering.
3.5. In 2006, 2007 en 2008 heeft Consument een aantal keer een extra bedrag tot de kredietlimiet opgenomen (totaal € 1.311,76). Vanaf 2008 is de automatische incasso van de maandelijkse termijn diverse keren gestorneerd en verloopt de betaling van de maandtermijn onregelmatig.
3.6. Op 15 december 2009 heeft Consument telefonisch contact opgenomen met Aangeslotene en haar verzocht om alle maandoverzichten vanaf maart 2005 tot en met december 2009 te ontvangen. Aangeslotene heeft de verzochte stukken aan Consument verzonden, welke hij op 9 januari 2010 heeft ontvangen. Op 29 april 2010 heeft Consument aangegeven het niet eens te zijn met de automatische incasso en het openstaande kredietsaldo.
3.7. In 2010 worden enkele maandbetalingen gestorneerd en zijn er achterstanden ontstaan. Aangeslotene heeft bij brief van 7 februari 2011 het krediet wegens een betalingsachterstand van zes maanden geheel opgeëist. Omdat betaling van de achterstanden door Consument uitbleef, heeft Aangeslotene in juni 2011 een

deurwaarderskantoor ingeschakeld, waarmee Consument een betalingsregeling heeft getroffen voor een bedrag van € 50,- per maand vanaf december 2011.
3.8. Op 27 november 2012 heeft Consument zijn klacht ingediend bij de Ombudsman. De Ombudsman heeft op 21 mei 2013 een aanbeveling gedaan. Naar aanleiding van deze aanbeveling heeft Aangeslotene een voorstel aan Consument gedaan om tot een oplossing van het geschil te komen. Consument is niet akkoord gegaan met het voorstel. Voorts heeft Aangeslotene na de hoorzitting van de Commissie wederom een voorstel aan Consument gedaan. Consument heeft het voorstel afgewezen.
3.9. Op 14 maart 2014, zijnde de datum van het verweerschrift van Aangeslotene, bedroeg de uitstaande schuld van Consument € 12.776,39.

4. De vordering en de grondslagen

4.1. Consument vordert, naar de Commissie begrijpt, dat Aangeslotene wordt veroordeeld tot:
a) het volledig in mindering brengen van de reeds door Consument betaalde maandtermijnen (65x € 115,34 en 11x € 50,-) op het kredietbedrag;
b) het verlagen van het op de overeenkomst van toepassing zijnde rentepercentage tot een marktconform rentetarief.
4.2. Aan deze vordering legt Consument ten grondslag dat Aangeslotene is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Consument voert in het kader hiervan het volgende aan:
– De hoofdsom van het krediet is sinds de aanvang van de geldlening niet verminderd. De door Consument betaalde en nog te betalen maandtermijnen van € 115,34 per maand dienen (nagenoeg) volledig in mindering te komen op de hoofdsom van het krediet. Volgens Consument bedroeg de rente bij aanvang van de geldlening € 23,77 per maand en is deze nadien aanzienlijk gestegen. Aangeslotene hanteert dus een excessief hoge rente. Hierdoor heeft Consument stelselmatig te veel rente aan Aangeslotene betaald en wordt er niet op het geldlening afgelost, waardoor de geldlening eeuwig duurt.
– de in 2005 afgesloten arbeidsongeschiktheidsverzekering was niet passend. De verzekering heeft een veel kortere looptijd dan de lening en juist nu Consument een beroep wil doen op deze verzekering, is deze geëindigd.
4.3. Aangeslotene heeft de stellingen van Consument weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

5. Beoordeling

5.1. Het is niet in geschil dat Aangeslotene in 2005 aan Consument en zijn partner een doorlopend krediet heeft verstrekt met een limiet van € 11.534,- tegen een variabele rente. De effectieve rente op jaarbasis bedroeg bij het aangaan van de overeenkomst 7,9% per jaar. Het rentetarief is gedurende de looptijd van de overeenkomst meerdere malen gewijzigd. Consument dient uit hoofde van de geldlening maandelijkse minimaal een bedrag van € 115,34, zijnde 1% van de kredietlimiet, aan Aangeslotene te betalen.
5.2. Naar de Commissie begrijpt, ziet de klacht van Consument in de kern op de opbouw van de maandtermijn en de aflossing van het krediet. Consument stelt dat de volledige maandtermijn, althans het overgrote deel van de maandtermijn, in mindering dient te worden gebracht op het krediet. Consument meent dat hij € 23,- per maand aan rente is verschuldigd; de rest van de maandtermijn dient ter aflossing van het krediet.
5.3. Aangeslotene heeft schriftelijk toegelicht dat het maandbedrag van € 115,34 bestaat uit rente en aflossing. Het maandbedrag van € 115,34 wordt eerst aangewend om de openstaande rente af te lossen, het restant wordt in mindering gebracht op de hoofdsom. De maandelijks te betalen rente bedroeg ongeveer € 74,- (effectief 7,9% per jaar) bij aanvang van de overeenkomst. In 2009 was de rente € 92,- per maand (effectief 10,2% per jaar). In 2010 is de rente gedaald, waardoor Consument € 76,- per maand aan rente betaalde (of betaalt). De rest van de maandtermijn is door Aangeslotene in mindering gebracht op het krediet.
Daarnaast wordt er momenteel niets afgelost op het krediet omdat de betaling van € 50,- per maand uit hoofde van de betalingsregeling onvoldoende is om de rente te vergoeden, waardoor de niet voldane rente maandelijks bij de hoofdsom wordt bijgeschreven.
5.4. De Commissie is van oordeel dat Consument, nu Aangeslotene het een en ander uitdrukkelijk en goed gemotiveerd betwist, onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de rente bij aanvang van de overeenkomst in 2005 ongeveer € 23,- per maand bedroeg. Voorts heeft Aangeslotene naar het oordeel van de Commissie voldoende toegelicht waarom het kredietsaldo nagenoeg gelijk is gebleven. Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering van Consument reeds op deze grond wordt afgewezen.
5.5. Voor zover Consument stelt dat Aangeslotene een niet marktconforme rente in rekening brengt, is de Commissie van oordeel dat Consument zijn stelling op dit punt onvoldoende heeft onderbouwd. De vordering dient daarom ook op deze grond te worden afgewezen.
5.6. Voorts stelt de Commissie vast dat Aangeslotene meerdere malen een voorstel aan Consument heeft gedaan ter oplossing van het geschil. Consument heeft te kennen gegeven hiermee niet akkoord te gaan. Gelet op het voorgaande oordeelt de Commissie naar redelijkheid dat Aangeslotene zich in de gegeven omstandigheden voldoende heeft ingespannen om tot een oplossing van het geschil te komen. Dat Consument de diverse voorstellen van Aangeslotene heeft afgewezen dient voor rekening van Consument te komen.
5.7. Ten aanzien van de klacht over de in 2005 via de tussenpersoon bij [Y] afgesloten arbeidsongeschiktheidsverzekering oordeelt de Commissie dat niet aannemelijk is dat Aangeslotene betrokken is geweest bij de advisering of het aanbieden van deze verzekering. Dit klachtonderdeel wordt reeds hierom afgewezen.
5.8. Het voorgaande leidt ertoe dat de klacht van Consument wordt afgewezen. Alle overige door partijen ingebrachte stellingen en argumenten kunnen niet tot een ander oordeel leiden en zullen derhalve onbesproken blijven.

6. Beslissing

De Commissie stelt bij bindend advies vast dat de vordering van Consument wordt afgewezen.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor: www.kifid.nl/consumenten/wie-behandelt-mijn-klacht-1/4#stappen-plan

Bekijk de volledige uitspraak