Mijn Kifid

Uitspraak 2015-239 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-239 d.d.
21 augustus 2015
(prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. W.F.C. Baars en mr. drs. S.F. van Merwijk, leden en mr. F. Faes, secretaris)

Samenvatting

De moeder had samen met Consument bij de bank een betaalrekening. Na het overlijden van moeder heeft de bank de rekening geblokkeerd wegens onmin tussen de erfgenamen. Consument vordert deblokkering van de rekening. De Commissie oordeelt dat de bank onder de gegeven omstandigheden mocht overgaan tot blokkering van de rekening. De vordering wordt afgewezen.

Consument,

tegen

de coöperatie Coöperatieve Rabobank Tilburg en omstreken U.A., gevestigd te Tilburg, hierna te noemen Aangeslotene.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het verzoek tot geschilbeslechting van Consument, ontvangen op 4 november 2014;
– het verweerschrift van Aangeslotene;
– de repliek van Consument;
– de dupliek van Aangeslotene

2. Overwegingen

De Commissie heeft het volgende vastgesteld.
Tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening heeft niet tot oplossing van het geschil geleid. Beide partijen zullen het advies van de Commissie als bindend aanvaarden.
Partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 10 april 2015 en zijn aldaar verschenen.

3. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:

3.1. De (inmiddels overleden) moeder van Consument, hield bij Aangeslotene een betaalrekening (hierna: de betaalrekening) en een spaarrekening aan. Blijkens een door Aangeslotene ondertekend formulier ‘Wijziging rekeninghouder’ dat door laatstgenoemde op 6 juni 2007 ter informatie aan Consument is toegezonden, luidde de tenaamstelling van de betaalrekening vanaf 31 mei 2007: [naam] en/of [naam 1].
3.2. Na het overlijden van de moeder van Consument op 10 november 2011, heeft Aangeslotene in eerste instantie aangegeven dat een verklaring van erfrecht niet is vereist en de mederekeninghouders over de betaalrekening kunnen blijven beschikken.

3.3. Aangeslotene heeft per brief van 13 december 2013 aan de zuster van Consument bericht dat de betaalrekening op drie namen staat, te weten: Erven [naam 2] eo [naam 1] eo
[naam 3]. De laatst genoemde persoon is de zus van Consument. In deze brief heeft Aangeslotene tevens medegedeeld dat zij de betaalrekening heeft geblokkeerd:

“Uit voorzorg hebben wij op basis van signalen de ervenrekening [GC: de betaalrekening] geblokkeerd, mede om te voldoen aan onze zorgplicht naar alle rekeninghouder(s) en erfgename(n). Om de rekening te afwikkelen vragen wij de rekeninghouders// erfgename(n) om een verklaring van erfrecht.”

3.4. De zus van Consument, die erfgenaam is, heeft Aangeslotene per e-mailbericht van
21 december 2013 verzocht de blokkade op de betaalrekening te handhaven.

3.5. De Ombudsman Financiële Dienstverlening heeft aan Aangeslotene op 9 oktober 2014 de aanbeveling gedaan om de betaalrekening te deblokkeren. Aangeslotene heeft per brief van 20 oktober 2014 aan Consument bericht de aanbeveling van de Ombudsman niet op te volgen, en, gelet op het verzoek van de zus van Consument van 21 december 2013, de blokkade op de betaalrekening te handhaven.

3.6. Bij brief van 25 november 2014 heeft de advocaat van de zus van Consument Aangeslotene verzocht om de blokkade op de betaalrekening en de spaarrekening van haar overleden moeder te handhaven.

3.7. Op de rechtsverhouding tussen Consument en Aangeslotene zijn de Algemene voorwaarden voor betaalrekeningen en betaaldiensten van de Rabobank 2013 (hierna: de Voorwaarden) en de Algemene Bankvoorwaarden (hierna: de ABV). Voor zover relevant staat hierin het volgende vermeld:

Hoofdstuk 3 van de Voorwaarden:
11 Overlijden
[…]
2. Stelt iemand na uw overlijden dat hij bevoegd is (rechts)handelingen met betrekking tot de rekening of de overeenkomst te verrichten? Bijvoorbeeld geld opnemen van de rekening? Dan mogen wij eisen dat ons als bewijs daarvan een verklaring van erfrecht wordt gegeven. Deze verklaring moet opgesteld zijn door een Nederlandse notaris. In plaats van een verklaring van erfrecht kunnen wij genoegen nemen met andere stukken die wij acceptabel vinden.
[…]

27 Extra regels bij een rekening van meer personen
[…]
3. Voor een en/of-rekening gelden ook de volgende regels:
[…]
b. U mag de rekening ieder apart gebruiken. Dit geldt ook na overlijden van één van de rekeninghouders. Elke rekeninghouder mag ook apart andere (rechts)handelingen verrichten, die betrekking hebben op de rekening. Bijvoorbeeld het afgeven van een volmacht. Of het opzeggen van een krediet op de rekening. Elke rekeninghouder mag ook apart andere (rechts)handelingen verrichten met betrekking tot de overeenkomst, bijvoorbeeld het doorgeven van een adreswijziging. De medewerking van de andere rekeninghouder(s) is niet nodig. Alle rekeninghouders zijn gebonden aan deze (rechts)handelingen.
[…]
4. Wilt u niet meer dat een andere rekeninghouder apart de en/of-rekening gebruikt? Dan kunt u het volgende doen:
a U deelt ons mee dat u wilt dat de andere rekeninghouder de rekening niet meer zonder uw medewerking gebruikt. Dan wordt de rekening een en-rekening. Let op: u mag de rekening dan ook zelf niet meer zonder medewerking van de andere rekeninghouder(s) gebruiken. Dit mogen de rekeninghouders dan alleen nog samen doen.
[…]

ABV
Artikel 13 Overlijden cliënt
[…]
2. Na het overlijden van de cliënt kan de bank verlangen dat degene(n) die stelt/stellen bevoegd te zijn (rechts)handelingen met betrekking tot de nalatenschap van de cliënt te verrichten ten bewijze daarvan een verklaring van erfrecht, afgegeven door een Nederlandse notaris, en/of andere door de bank acceptabel geoordeelde documenten aan de bank overlegt/overleggen.
[…]

Artikel 18 Bewijskracht en bewaartermijn bankadministratie
Tegenover de cliënt strekt een uittreksel uit de administratie van de bank tot volledig bewijs, behoudens door de cliënt geleverd tegenbewijs. De bank hoeft haar administratie niet langer te bewaren dan de wettelijke bewaartermijnen.

4. De vordering en grondslagen

4.1. Consument vordert dat Aangeslotene wordt veroordeeld tot deblokkering van de betaalrekening. Voorts vordert Consument dat Aangeslotene wordt veroordeeld tot vergoeding van de door haar betaalde eigen bijdrage van € 50,- bij de Commissie, porto- en telefoonkosten, alle uren die zij en haar gemachtigde aan het dossier hebben besteed, alsmede alle nog toekomstig te lijden schade en immateriële schade.

4.2. Aan deze vordering legt Consument ten grondslag dat Aangeslotene zonder redelijke grond is overgegaan tot blokkering van de betaalrekening. Consument is mederekeninghouder en mocht, ondanks het overlijden van haar moeder, (zelfstandig) beschikken over de betaalrekening. Door de blokkering van de betaalrekening kan Consument de rekeningen van haar overleden moeder niet voldoen. Daarnaast stelt Consument dat haar zus geen mederekeninghouder is.

4.3. Op de stellingen die Aangeslotene aan haar verweer ten grondslag legt wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5. Beoordeling

5.1. De Commissie dient te beoordelen of Aangeslotene heeft mogen overgaan tot blokkering van de betaalrekening.

5.2. Uitgangspunt is dat Consument als mederekeninghoudster bevoegd was om na het overlijden van haar moeder te beschikken over de betaalrekening en betalingsopdrachten kon geven, en dat Aangeslotene dus gehouden was deze uit te voeren. Dit neemt echter niet weg dat de zorgplicht van Aangeslotene jegens mederekeninghouders en jegens derden, zoals erfgename(n), kan meebrengen dat Aangeslotene overgaat tot blokkering van een rekening (zie bijvoorbeeld Rechtbank Amsterdam 20 mei 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:2713). Daarvoor is dan wel nodig dat de specifieke omstandigheden van het geval Aangeslotene concreet aanleiding geven te twijfelen aan de legitimiteit van (het oogmerk van) de verstrekte opdrachten en dat Aangeslotene weet dat de belangen van derden door de uit te voeren transacties worden geraakt.

5.3. De Commissie is van oordeel dat Aangeslotene in het onderhavige geval heeft mogen overgaan tot blokkering. Zowel uit de schriftelijke stukken alsook ter zitting is gebleken dat Consument en haar zus in onmin verkeren over de erfenis, de betaalrekening en de in het verleden verrichte transacties. Voorts heeft de zus van Consument Aangeslotene op
21 december 2013 en 25 november 2014 uitdrukkelijk verzocht om de blokkering te handhaven. Gelet op de op Aangeslotene rustende zorgplicht, zijn de hiervoor genoemde omstandigheden naar het oordeel van de Commissie in het onderhavige geval voldoende om de blokkering van de betaalrekening te rechtvaardigen. Hierbij kan in het midden worden gelaten of de zus van Consument mederekeninghoudster van de betaalrekening is of ‘slechts’ erfgename is.

5.4. Gelet op het voorgaande oordeelt de Commissie dat de klacht van Consument ongegrond is en de vordering dient te worden afgewezen. Alle overige door partijen ingebrachte stellingen en argumenten kunnen niet tot een ander oordeel leiden en zullen derhalve onbesproken blijven.

6. Beslissing

De Commissie stelt bij bindend advies vast dat de vordering van Consument wordt afgewezen.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor: www.kifid.nl/consumenten/wie-behandelt-mijn-klacht-1/4#stappen-plan

Bekijk de volledige uitspraak