Mijn Kifid

Uitspraak 2015-241 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-241 d.d.
24 augustus 2015
(mr. A.W.H. Vink, voorzitter, waarbij mr. E.E. Ribbers als secretaris)

Samenvatting

Autoverzekering. Aangeslotene royeert de verzekering van Consument maar herstelt deze later met terugwerkende kracht vanaf de royementsdatum. Als verdere premiebetaling uitblijft beëindigt Aangeslotene de verzekering alsnog. Consument stelt dat zij schade heeft geleden door het royement en stelt een vordering in. Verder vindt zij dat Aangeslotene bij de bepaling van het aantal schadevrije jaren is uitgegaan van een onjuist aantal schuldschades. De Commissie stelt vast dat de vordering niet gebaseerd is op door Consument geleden schade als gevolg van het royement en wijst de vordering af. Het aantal schadevrije jaren heeft Aangeslotene gebaseerd op drie schuldschades van Consument en de toepasselijke bonus/malusladder. Consument betwist het aantal schuldschades maar onderbouwt haar betwisting verder niet zodat de Commissie daaraan voorbij gaat. Vordering afgewezen.

Consument,

tegen

Heinenoord Assuradeuren B.V, gevestigd te Heinenoord, hierna te noemen: Aangeslotene,

1. Procedure
De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
– het door de Ombudsman Financiële Dienstverlening overgelegde dossier;
– de brief namens Consument van 1 oktober 2014 met bijlagen;
– de brief namens Consument van 14 november 2014 met bijlagen;
– de brief namens Consument van 2 december 2014 met het op 1 december 2014 door Consument ondertekende vragenformulier;
– het verweerschrift van Aangeslotene met bijlagen;
– de repliek namens Consument met bijlagen.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft voorts vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 29 juni 2015 en deze zijn aldaar verschenen.

2. Feiten
De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
3.1 Consument heeft in 2012 voor haar Audi met kenteken [..1..] een autoverzekering (hierna: de “Verzekering”) gesloten bij Aangeslotene. Als verzekeringnemer staat op de polis vermeld: “[naam Consument] h.o.d.n. [naam Consument] Rijopleidingen”. De ingangsdatum was 19 maart 2012, de contractvervaldatum bij aanvang 1 mei 2013.

3.2 Uit een e-mailbericht van de assurantietussenpersoon aan Consument van 23 april 2014 blijkt dat de Audi in de periode van januari tot november 2013 vier maal bij een schadevoorval betrokken is geweest, waarvan drie maal in de maanden januari en februari 2013. Bij brieven van 3 en 19 april 2013 heeft Aangeslotene Consument geschreven de Verzekering wegens het schadeverloop per 1 mei 2013 te royeren.

3.3 Naar aanleiding van een klacht van Consument heeft de Ombudsman Financiële Dienstverlening (de “Ombudsman”) bij brief van 11 juli 2014 Aangeslotene aanbevolen de Verzekering per de royementsdatum in kracht te herstellen, omdat, kort gezegd, onvoldoende grond zou bestaan de Verzekering tussentijds op te zeggen.

3.4 Aangeslotene heeft de aanbeveling van de Ombudsman opgevolgd en op 21 juli 2014 een polis aan Consument gezonden.

3.5 In een e-mailbericht van 5 augustus 2014 schrijft de door Consument ingeschakelde assurantietussenpersoon onder meer het volgende aan Consument:
“(….)
Zoals bekend, is de autoverzekering met terug werkende kracht per 01-05-2013, conform de uitspraak van het Kifid, door Heinenoord Assuradeuren in kracht hersteld.
Voor de periode 01-05-2013 tot 01-03-2014 is er bedrag van € 2.330,08 in rekening gebracht. Daarnaast is er voor de periode 01-03-2014 tot 01-09-2014 een bedrag van € 1.234,14 in rekening gebracht. Dit bedrag is reeds door u voldaan.
U heeft echter aangegeven dat het voertuig met kenteken [..1..] al enige tijd niet meer uw eigendom is. Graag zien wij dan ook een kopie van het vrijwaringsbewijs tegemoet. Per de datum van het vrijwaringsbewijs zal de verzekering worden opgeschort en zal er tot vandaag een restitutie worden berekend.
Per vandaag zal de navolgende autowijziging worden doorgevoerd:
Merk en type : Volkswagen Golf
(….)”

3.6 Bij brief van 14 augustus 2014 schrijft de tussenpersoon Consument onder meer het volgende:
“(….)
Helaas moeten wij u mededelen dat wij van de verzekeraar hebben vernomen dat zij toch niet tot acceptatie van de autowijziging en naamswijziging zullen overgaan.
Om u de gelegenheid te geven uw voertuig elders te verzekeren zullen zij tot 22 augustus a.s. nog dekking verlenen. Daarna dient er dus elders een dekking geregeld te zijn.
Voor het voertuig met kenteken [..1..] zien wij graag nog een kopie van het vrijwaringsbewijs tegemoet zodat de verzekering met terugwerkende kracht, per de datum van het vrijwaringsbewijs, kan worden beëindigd.
(….)”

3.7 Nadat premiebetaling is uitgebleven heeft Aangeslotene de Verzekering per 22 augustus 2014 beëindigd.

4. Geschil
4.1 Consument vordert dat Aangeslotene gehouden wordt af te zien van de over de periode vanaf 1 mei 2013 tot 1 maart 2014 verschuldigde premie van €2.330,08. Hiernaast dient Aangeslotene gehouden te worden tot betaling van een bedrag van €1.075,86. Consument komt tot dit bedrag door uit te gaan van een maandpremie van €81,24 voor de Verzekering over de periode vanaf 1 mei 2013 tot 1 maart 2014 en het totaal hiervan in mindering te brengen op een bedrag van €1.888,26 dat zij in die periode bij andere verzekeraars heeft moeten betalen. Ten slotte dient Aangeslotene gehouden te worden het aantal schadevrije jaren per 1 maart 2014 te corrigeren naar 4.

4.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag: Aangeslotene is toerekenbaar tekort geschoten jegens Consument in de nakoming van haar verplichtingen. Consument voert in dit verband het volgende aan:
– na de aanbeveling van de Ombudsman heeft Aangeslotene bij e-mailbericht van 5 augustus 2014 laten weten dat de Verzekering zou worden voortgezet. Voor de periode vanaf 1 mei 2013 tot 1 maart 2014 is een bedrag van €2.330,08 aan premie in rekening gebracht. Consument stelt dat Aangeslotene ten onrechte premie (€2.330,08) vordert over de periode van 1 mei 2013 tot 1 maart 2014. Door het onterechte royement van de Verzekering in die periode was zij gedwongen zich elders te verzekeren tegen een hogere premie van in totaal €1.888,26. Zij had in die periode immers geen dekking uit hoofde van de Verzekering;
– Consument betwist dat, zoals Aangeslotene stelt, door haar gedane premiebetalingen zijn gestorneerd. De bedragen werden nooit van de rekening van Consument afgeschreven bij gebreke aan toereikend saldo;
– het vrijwaringsbewijs voor de Audi is wel degelijk aan de tussenpersoon toegezonden;
– Aangeslotene heeft het aantal schadevrije jaren per 1 maart 2014 ten onrechte vastgesteld op -6. Dit is ten onrechte omdat het aantal schadevrije jaren voorafgaand aan het royement 4 bedroeg. Consument betwist dat sprake was van 3 schuldschades in januari en februari 2013;
– de vermelding in het Externe Verwijzings Register (“EVR”) van Consument door een andere verzekeraar dateert van 2 september 2013. Consument concludeert hieruit dat Aangeslotene van meet af aan niet bereid was de Verzekering voort te zetten.

4.3 Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
Aangeslotene bestrijdt dat zij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens Consument. In dit kader voert zij het volgende aan:
– op grond van de aanbeveling van de Ombudsman Financiële Dienstverlening heeft Aangeslotene op 21 juli 2014 de polis van de in kracht herstelde Verzekering aan Consument gezonden. Op 9 september 2014, 23 september 2014 en 8 oktober 2014 heeft Aangeslotene Consument een aanmaning gezonden voor de betaling van de verschuldigde premie. De incassopogingen zijn telkens door Consument gestorneerd. Nadat premiebetaling is uitgebleven heeft Aangeslotene de Verzekering alsnog beëindigd;
– op 5 augustus 2014 heeft Consument via een tussenpersoon een verzekering voor een andere auto aangevraagd. De tussenpersoon heeft de andere auto in voorlopige dekking genomen en de aanvraag aan Aangeslotene gezonden. De tussenpersoon heeft voor de vorige auto om een vrijwaringsbewijs gevraagd zodat de Verzekering per de datum vrijwaringsbewijs kon worden geroyeerd. Het vrijwaringsbewijs is nooit ontvangen. Op 12 augustus 2014 heeft Aangeslotene de aanvraag voor de nieuwe verzekering ontvangen. Bij de EVR controle is toen een signalering van een andere verzekeraar waargenomen. Op grond van deze signalering heeft Aangeslotene besloten de voorlopige dekking niet in een verzekering om te zetten.
– het principe van de bonus/malus regeling zorgt ervoor dat men bij een schuldschade, of zoals in het geval van Consument, drie schuldschades in 1 maand, een terugval in korting en schadevrije jaren krijgt. Dit verklaart de terugval naar -6.

5. Beoordeling
5.1 De vraag waarvoor de Commissie zich gesteld ziet is of Aangeslotene toerekenbaar tekortgeschoten is jegens Consument door (i) over de periode vanaf 1 mei 2013 tot 1 maart 2014 premie te vorderen en (ii) het aantal schadevrije jaren per 1 maart 2014 op -6 vast te stellen. Bij de beantwoording van deze vraag gaat de Commissie uit van de onder 3 weergegeven feiten.

5.2 Ad i) premie over de periode 1 mei 2013 tot 1 maart 2014
De Commissie stelt vast dat Aangeslotene naar aanleiding van de aanbeveling van de Ombudsman Financiële Dienstverlening de Verzekering in kracht heeft hersteld per 1 mei 2013. Hieruit vloeit voort dat over de periode vanaf 1 mei 2013 tot 1 maart 2014 sprake was van een premieachterstand die door Consument moest worden ingehaald. Dat sprake zou zijn van redenen op grond waarvan Aangeslotene in redelijkheid niet zou mogen over gaan tot inning van de premieachterstand is niet door Consument aannemelijk gemaakt. Aangeslotene heeft gesteld dat bij het (opnieuw) vaststellen van de premie rekening is gehouden met drie schuldschades die zijn voorgevallen in januari en februari 2013. Hierdoor is de te betalen maandpremie hoger uitgevallen dan de maandpremie tot het royement per 1 mei 2013. Consument heeft in haar repliek weliswaar betwist dat in januari en februari 2013 sprake was van drie schuldschades maar haar betwisting op geen enkele wijze onderbouwd met (begin) van bewijs zodat niet aannemelijk is geworden dat géén sprake was van drie schuldschades en de Commissie aan de betwisting voorbij gaat.
De conclusie is dat Aangeslotene niet toerekenbaar tekort is geschoten jegens Consument door premie te vorderen over de periode vanaf 1 mei 2013 tot 1 maart 2014. De Commissie gaat er hierbij wel vanuit dat als Consument alsnog het vrijwaringsbewijs naar aanleiding van de verkoop van haar Audi aan Aangeslotene overlegt, Aangeslotene haar premievordering, voor zover de Verzekering door de verkoop van de Audi voortijdig zou zijn beëindigd, zal aanpassen.
Ten aanzien van de door Consument ingediende vordering tot schadevergoeding geldt het volgende. Consument baseert deze vordering onder meer op de stelling dat zij haar Audi elders heeft moeten verzekeren voor een bedrag van in totaal €1.888,26 hetgeen volgens haar de schade is van het eerdere royement van de Verzekering per 1 mei 2013. Ter zitting heeft Consument echter verklaard dat het bedrag van €1.888,26 door haar is betaald voor het verzekeren van haar privé auto en niet van de Audi zodat dit bedrag niet als door Consument als gevolg van het royement geleden schade kan worden beschouwd. Dit strookt ook met de namens Consument in de procedure bij de Ombudsman Financiële Dienstverlening ingebrachte brieven van 3 september 2013 en 6 mei 2014 waaruit blijkt dat Consument geen andere autoverzekering voor haar Audi heeft kunnen afsluiten en deze kennelijk heeft verkocht. Aangezien Consument ook overigens niet heeft aangetoond of aannemelijk heeft gemaakt dat zij schade heeft geleden als gevolg van het royement van de Verzekering per 1 mei 2013 is de conclusie dat de vordering van Consument dient te worden afgewezen.

5.3 Ad ii) aantal schadevrije jaren
Aangeslotene heeft het aantal schadevrije jaren per 1 maart 2014 vastgesteld op
-6. Aangeslotene is hierbij uitgegaan van drie schuldschades in januari en februari 2013 en de gevolgen daarvan volgens de toepasselijke bonus/malusladder. In overweging 5.2 heeft de Commissie al vastgesteld dat Consument weliswaar heeft betwist dat in januari en februari 2013 sprake was van drie schuldschades maar dat Consument haar betwisting op geen enkele wijze heeft onderbouwd met (begin) van bewijs zodat niet aannemelijk is geworden dat géén sprake was van drie schuldschades en de Commissie aan de betwisting voorbij gaat. Aangezien Consument geen andere argumenten heeft aangevoerd waarom het door Aangeslotene vastgestelde schadevrije jaren per 1 maart 2014 van -6 onjuist is gaat de Commissie hiervan uit en is de conclusie dat op dit onderdeel van de klacht geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming van Aangeslotene jegens Consument.

5.4 Uit bovenstaande vloeit voort dat geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming van Aangeslotene jegens Consument, zodat de vorderingen van Consument dienen te worden afgewezen. Alle overige door partijen ingebrachte stellingen en argumenten kunnen niet tot een ander oordeel leiden en zullen derhalve onbesproken blijven.

6. Beslissing
De Commissie wijst, als bindend advies, de vorderingen van Consument af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/wie-behandelt-mijn-klacht-1/4#stappen-plan.

Bekijk de volledige uitspraak