Mijn Kifid

Uitspraak 2016-375

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-375
(prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. B.F. Keulen en mr. E.L.A. van Emden, leden en mr. A.J.M. Hendriks, secretaris)

Klacht ontvangen op : 15 maart 2016
Ingediend door : Consument
Tegen : Hypinvest B.V., vertegenwoordigd door NIBC Bank N.V., gevestigd te Den Haag, verder
te noemen: de Bank
Datum uitspraak : 18 augustus 2016
Aard uitspraak : Niet-bindend advies

Samenvatting

Nu uit de hypotheekofferte niet blijkt dat de door de Bank verleende korting een personeelskorting is, mocht Consument er gerechtvaardigd op vertrouwen dat hij met de Bank een korting is overeengekomen en mag de Bank voor het verrekenen van de korting niet naar de werkgever van Consument verwijzen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en uitsluitend op basis van het door Consument ingediende klachtformulier met als bijlage de brief van de Bank van 1 maart 2016, waarin zij in het kader van de interne klachtenprocedure op de klacht heeft gereageerd.

Het verweerschrift van de Bank is buiten de in artikel 20 lid 6 genoemde termijn ontvangen, zodat de Commissie dit buiten beschouwing heeft gelaten. Nu het verweerschrift buiten beschouwing is gelaten, dient dit ook te gelden voor de repliek van Consument alsmede de brief van de Bank van 5 juli 2016.

De Commissie stelt vast dat Consument heeft gekozen voor een niet-bindend advies. De uitspraak is daardoor niet-bindend.

De Commissie stelt voorts vast dat het geschil zich leent voor afdoening op stukken, nu voor mondelinge behandeling als bedoeld in artikel 40 lid 1 van het Reglement geen aanleiding bestaat.

2. Feiten

Consument heeft samen met zijn partner een hypothecaire lening van € 232.335,- bij Zwitserleven Hypotheek. De lening is in oktober 2015 gewijzigd. Blijkens de offerte van 2 oktober 2015 bestaat de lening thans uit drie aflossingsvrije delen en één annuïtair deel. Voor alle leningdelen is een rente van 3,3% per jaar overeengekomen. De rentevastperiode van het leningdeel met nummer [nr.1] liep tot 1 april 2016. Van de overige leningdelen loopt de rentevastperiode op 1 april 2025 af. Met ingang van 1 januari 2016 incasseert de Bank maandelijks een bedrag van € 1.061,45 van de rekening van Consument.

3. Vordering en klacht

Consument vordert met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2016 terugbetaling van een bedrag van € 68,14 per maand.

Consument heeft hiertoe aangevoerd dat de Bank vanaf 1 januari 2016 maandelijks een hoger bedrag aan hypotheeklasten incasseert dan is overeengekomen. Consument betwist dat, zoals de Bank in het kader van de interne klachtenprocedure heeft gesteld, sprake is van een personeelskorting. In dat verband heeft Consument toegelicht dat van personeelskorting ook geen sprake kan zijn, nu zowel hij als zijn partner beide zelfstandige zijn.

4. Beoordeling

4.1 In de offerte van 2 oktober 2015 staat bij alle leningdelen vermeld dat in het rentepercentage een korting is begrepen van 0,750%. Op basis waarvan deze korting aan Consument wordt verleend blijkt niet uit de offerte.

4.2 Uit de stukken blijkt dat de Bank in de interne klachtenprocedure het standpunt heeft ingenomen dat de korting een personeelskorting is. Door een wijziging van wet- en regelgeving kan de Bank deze korting niet meer zelf verrekenen, maar ontvangt Consument het teveel betaalde bedrag van zijn werkgever terug.

4.3 Dat de korting een personeelskorting is, blijkt niet uit de offerte. De Commissie overweegt dat Consument er aldus gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat hij met de Bank een rentekorting is overeengekomen. Dat het een personeelskorting zou zijn, waardoor de Bank nu een hoger maandbedrag kan incasseren en Consument dit via zijn werkgever – die hij en zijn partner niet hebben – kan terugkrijgen, behoefde Consument redelijkerwijs niet te verwachten.

4.4 Gelet op het vorenstaande is de Commissie van oordeel dat de Bank het maandbedrag dient te incasseren zoals dat blijkens de offerte van 2 oktober 2015 is overeengekomen.

De Commissie wijst de vordering van Consument toe.

5. Beslissing

De Commissie beslist dat de Bank binnen vier weken na de dag waarop een afschrift van deze beslissing aan partijen is verstuurd, het te incasseren maandbedrag per 1 januari 2016 aanpast naar een bedrag van € 993,31 en het aldus teveel betaalde bedrag aan Consument terugbetaalt.

De uitspraak heeft de vorm van een niet-bindend advies. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. U kunt de zaak nog wel aan de rechter voorleggen.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak