Mijn Kifid

Uitspraak 2016-421 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening
Klacht ontvangen op : 9 maart 2016
Ingediend door : de heer J.C. van Nieuwkerk, wonende te Boedapest (Hongarije), verder te noemen Consument
Tegen : Achmea Pensioen- en Levensverzekeringen N.V., gevestigd te Apeldoorn, verder te noemen Verzekeraar
Datum uitspraak : 12 september 2016
Dossiernummer : 16.01281
Aard uitspraak : bindend advies

1. Procesverloop
De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument ondertekende vragenformulier;
• de klachtbrief van Consument;
• het verweerschrift van Aangeslotene;
• de repliek van Consument;
• aanvullende informatie van Aangeslotene;
• aanvullende informatie van Consument;
• de verklaring van Consument met diens keuze voor een bindend advies.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor een bindend advies. Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting (telefonisch) op 20 juli 2016. Aanwezig waren
• Consument, de heer J.C. van Nieuwkerk

Namens Verzekeraar
• mevrouw E. Boughzala-van Assen (afdeling Juridische Zaken)
• de heer P. Susijn (afdeling Juridische Zaken)

2. Feiten
Bij de beoordeling van de klacht gaat de Commissie uit van de volgende feiten.

2.1 Consument wendt zich in september 1995 tot Verzekeraar om een overlijdensrisicoverzekering met de naam ‘Gezinszekerheidsplan’ (hierna: de Verzekering) af te sluiten.
2.2 Per datum van 14 september 1995 stuurt Consument een getekend aanvraagformulier naar Verzekeraar, waarbij Consument als verzekerde en verzekeringnemer van de verzekering zal optreden. Daarnaast verschaft Consument via het aanvraagformulier een machtiging aan Verzekeraar om de premie maandelijks af te schrijven op zijn rekeningnummer.
2.3 Per brief van 26 september 1995 informeert Verzekeraar Consument over de aanvraag van de Verzekering. In de brief bevestigt Verzekeraar dat het aanvraagformulier van Consument is ontvangen. In de bijlage van de brief staat vermeld hoe successierecht over de uitkering kan worden voorkomen. Verder staat vermeld dat wanneer Consument de Verzekering wenst te sluiten op de wijze zoals is voorgesteld, dat Consument de brief dient in te vullen en te ondertekenen.
2.4 Op 5 oktober 1995 hebben Consument en Verzekeraar telefonisch contact. Van dit gesprek heeft Verzekeraar een telefoonnotitie bewaard. In de telefoonnotitie staat vermeld dat de zoon van Consument eerste begunstigde én verzekeringnemer dient te worden van de Verzekering. Ook staat op de telefoonnotitie genoteerd dat Consument de brief zal terugsturen.
2.5 Nadat Consument, in de hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger, de brief heeft ondertekend en teruggestuurd, ontvangt hij met afgiftedatum van 10 oktober 1995 de polisbladen van de Verzekering.
2.6 De ingangsdatum van de verzekering is 1 oktober 1995. De einddatum is 1 oktober 2022. De bijbehorende voorwaarden zijn AVL-931 en GZP-931.
2.7 Consument ontvangt met afgiftedatum van 11 oktober 1995 polisaanhangsel nr. 90. Hierop staat voor zover relevant het volgende opgenomen dat de zoon van Consument optreedt als verzekeringnemer:

‘In tegenstelling tot hetgeen op het polisvoorblad is vermeld treedt als verzekeringnemer op H.G.K. van Nieuwkerk, geboren 18 augustus 1992.’

2.8 Consument is op dit moment woonachtig in Hongarije en heeft geen contact met verzekeringnemer, zijn meerderjarige zoon.
2.9 Nadat Verzekeraar in 2015 de premie voor de Verzekering verhoogt, beklaagt Consument zich over de Verzekering.
2.10 Consument dient vervolgens een klacht in bij het Kifid. Verzekeraar doet Consument in de bemiddelingsfase per datum van 30 juni 2016 een aanbod. Dit voorstel houdt in dat Consument, op voorwaarde dat hij een vrijwaringsverklaring tekent, de verzekeringnemer wordt van de Verzekering. Daarnaast wordt een bedrag van € 550,00 aan Consument uit coulance geboden.
2.11 Op 20 juli 2016 vindt er een telefonische zitting plaats. Afgesproken wordt dat Verzekeraar schriftelijk zal laten weten waarom het geen verzekeringen aanbiedt aan personen die woonachtig zijn in Hongarije. Consument heeft daarop gebruik gemaakt van de mogelijkheid hierop te reageren.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering
3.1 Primair vordert Consument een modernere verzekering die goedkoper is. Daarnaast vordert Consument dat hij als verzekeringnemer op de verzekering zal worden bijgeschreven. Tevens vordert Consument dat zijn nieuwe partner als begunstigde van de verzekering zal kunnen optreden.
Secundair vordert Consument een bedrag van € 4000,00 ter hoogte van premie die Consument heeft betaald aan premie voor de verzekering.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag.
• De Verzekering is niet rechtsgeldig tot stand gekomen, omdat de
zoon van Consument, de verzekeringnemer in dezen, minderjarig was. De zoon van Consument had ten tijde het afsluiten van de verzekeringsovereenkomst de leeftijd van drie jaar. Gelet op de tekst van artikel 1:234 van het Burgerlijk Wetboek, die gold ten tijde van het afsluiten van de Verzekering, was de zoon van Consument niet handelingsbekwaam. Een driejarige kan immers geen toestemming vragen voor het afsluiten van de Verzekering. Bij een driejarige kan niet worden gesproken van een oordeel des onderscheids.
• Consument heeft de polisbladen van Verzekeraar met de nieuwe premie die
verstuurd zijn in 2010 en 2015 nimmer ontvangen. Als correspondentieadres is het ouderlijk huis van Consument opgenomen in de administratie bij Verzekeraar. In 2010 is de post waarschijnlijk als reclame aangemerkt. Het polisblad van 2015 heeft Consument nooit onder ogen gehad, omdat zijn ouders inmiddels waren overleden.
• Consument stelt zich op het standpunt dat het product Gezinszekerheidsplan volledig verouderd blijkt te zijn. Consument stelt zich op het standpunt dat hij te veel premie betaalt. De premie is in 2015 gestegen van € 55,81 naar € 86,67. Aangeslotene had Consument actief moeten informeren dat het Gezinszekerheidsplan een verouderd product is.
• Consument wenst dat hij de verzekeringnemer van de Verzekering kan wijzigen in zijn persoon. Daarnaast wenst Consument de begunstiging aan te passen. Dit blijkt echter niet mogelijk te zijn omdat Consument enkel de verzekerde van de Verzekering is volgens Verzekeraar. Alleen de zoon van Consument heeft als verzekeringnemer de mogelijkheid de aanwijzing van verzekeringnemer en van begunstigde te wijzigen.
• Gelet op het feit dat Consument niet woonachtig is in Nederland is het voor hem niet mogelijk de verzekering op te zeggen en een nieuwe verzekering af te sluiten bij Verzekeraar. Consument meent dat hij als expat de verzekering in Nederland koopt en niet in Hongarije. Vrijwel alle andere verzekeringen van Consument zijn bij Nederlandse verzekeringsmaatschappijen gesloten. De premies voor deze verzekeringen worden betaald door middel van een Nederlands bankrekeningnummer waarbij een Nederlands postadres is opgegeven.

Verweer Verzekeraar
3.3 Verzekeraar heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• Uit het ondertekende verzoek van 26 september 1995 en de telefoonnotitie van 5 oktober 1995 blijkt dat Consument er zelf voor heeft gekozen om de verzekering op naam van zijn minderjarige zoon te zetten.
• Consument bleef zelf de verzekerde. Blijkens het aanvraagformulier machtigde Consument Verzekeraar om premies te incasseren van zijn rekening. Verzekeraar heeft dus niet ten onrechte premies geïncasseerd. Het incasseren van premies staat los van het verzekeringnemerschap. Bij Verzekeraar heerst het vermoeden dat Consument koos voor deze constructie in verband met het voorkomen van het betalen van successierechten.
• Verzekeraars staan onder toezicht van de De Nederlandsche Bank en moeten over een DNB-vergunning beschikken om activiteiten te mogen verrichten. Dit is vastgelegd in de Wet op het financieel toezicht. Voor landen binnen de Europese Unie hebben wij per land, om in het betreffende land levensverzekeringsovereenkomsten aan te gaan met aspirant- verzekeringnemers op basis van dienstverrichting, een notificatie nodig. Voor Hongarije beschikt Verzekeraar niet over deze notificatie. Dit betekent dat Verzekeraar niet bevoegd is om een verzekering te sluiten met Consument. Verzekeraar mag geen nieuwe verzekeringen aanbieden aan klanten die in het buitenland wonen. Verzekeraar heeft hiervoor geen vergunning. Indien de Consument een andere verzekering wil afsluiten, kan hij dit uiteraard wel bij een andere verzekeraar aanvragen die wel over deze vergunning beschikt.
• Verzekeraar is niet verplicht om klanten te informeren over nieuwe en/of goedkopere (levens)verzekeringen. Consument dient zelf na te gaan of er verzekeringen op de markt zijn die beter aansluiten bij zijn situatie. Bovendien betekent het enkele feit dat een mogelijke nieuwe verzekering op het oog goedkoper is niet automatisch dat een klant beter af is. Verzekeringen verschillen vaak van elkaar van dekking, hoogte van de uitkeringen en voorwaarden.
• Consument kan als verzekerde de begunstiging niet aanpassen. Verzekeraar mag dit enkel uitvoeren na een verzoek van de verzekeringnemer, in dit geval de zoon van Consument. Bij meerderjarigheid van de verzekeringnemer, moet de verzekeringnemer zelf zijn schriftelijke akkoord geven. De begunstiging kan na akkoord van de zoon van Consument gewijzigd worden in de partner van Consument.
• De zoon van Consument was bij aanvang van de verzekering verzekeringnemer. Dit blijkt uit het ondertekende verzoek van 26 september 1995 en polis-
aanhangsel nr. 90.
• Iedere vijf jaar heeft Verzekeraar Consument geïnformeerd over de nieuwe premie.

4. Beoordeling

4.1 De Commissie ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de verzekeringsovereenkomst in 1995 rechtsgeldig tot stand is gekomen. Meer in het bijzonder dient de Commissie te beoordelen of Verzekeraar gehouden is om Consument als verzekeringnemer op de Verzekering aan te tekenen, waardoor Consument de begunstiging kan wijzigen. Tot slot zal de Commissie een oordeel dienen te geven over de vraag of Verzekeraar gehouden is om aan Consument een modernere c.q. goedkopere overlijdensrisicoverzekering aan te bieden.

4.2 Tussen partijen staat vast dat Consument een overlijdenrisicoverzekering heeft afgesloten met Verzekeraar met ingangsdatum 1 oktober 1995. Voorts is uit de stukken gebleken dat Consument, op advies van Verzekeraar, niet als verzekeringnemer maar als verzekerde op de Verzekering is aangetekend. Partijen hebben aangevoerd dat deze constructie is ontstaan met het oog op het voorkomen van successierechten. Verder staat vast dat Consument, namens diens minderjarige zoon de Verzekering heeft afgesloten. Dit heeft tot gevolg dat de zoon van Consument verzekeringnemer van de Verzekering is geworden. Dit uitgangspunt is blijkens de telefoonnotitie van 5 oktober 1995 en polisaanhangsel 90 van 11 oktober 1995 conform de wens van Consument geweest.

4.3 Gelet op het feit dat Consument in 1995 in de hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van zijn zoon een handtekening heeft gezet onder de verzekeringsovereenkomst, verbindt de Commissie hieraan de conclusie dat een rechtsgeldige overeenkomst tot stand is gekomen. Dit leidt ertoe dat enkel de zoon van Consument, in de hoedanigheid van verzekeringnemer, conform artikel 11 van de AVL-931 voorwaarden het recht heeft de begunstiging te wijzen.

4.4 Ten overvloede merkt de Commissie op dat de tekst van artikel 1:234 van het Burgerlijk Wetboek is geschreven voor die situaties, waarin het minderjarige kind zelf een overeenkomst zou hebben afgesloten. In het onderhavige geval was het niet het minderjarig kind, maar diens wettelijk vertegenwoordiger die een handtekening heeft gezet onder de verzekeringsovereenkomst.

4.5 De vraag of Verzekeraar gehouden is om aan Consument een modernere c.q. goedkopere verzekering aan te bieden én de lopende overeenkomst te beëindigen beantwoordt de Commissie ontkennend. Immers is Consument niet de contractspartij van de verzekeringsovereenkomst en heeft hij derhalve niet de bevoegdheid om de verzekeringsovereenkomst te wijzigen.
4.6 Gelet op hetgeen de Commissie hiervoor heeft overwogen, wordt de vordering van Consument afgewezen. Al hetgeen partijen verder nog hebben gesteld, kan niet tot een andere beslissing leiden en zal onbesproken blijven.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

Deze beslissing is vastgesteld op 12 september 2016 en genomen door prof. mr. M.L.Hendrikse, voorzitter, terwijl mr. D. van Strien als secretaris fungeerde.

###Mhend### ###Dstri###
prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter mr. D. van Strien, secretaris

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld .

Bekijk de volledige uitspraak