Mijn Kifid

Uitspraak 2017-667

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-667
(mr. B.F. Keulen, voorzitter, mr. C.E. Polak en drs. L.B. Lauwaars, leden en
mr. M. Veldhuis, secretaris)

Klacht ontvangen op : 13 april 2017
Ingediend door : Consument
Tegen : Goudse Schadeverzekeringen N.V., gevestigd te Gouda, verder te noemen Verzekeraar
Datum uitspraak : 9 oktober 2017
Aard uitspraak : Niet-bindend advies

Samenvatting

Verzekeraar heeft de schadeclaim van Consument afgewezen en de persoonsgegevens van Consument opgenomen in het Incidentenregister en het Extern Verwijzingsregister. Consument vordert dat zijn persoonsgegevens worden verwijderd uit het Incidentenregister en het Extern Verwijzingsregister. De combinatie van het indienen van de aankoopnota zonder hierbij op te merken dat het enkel om het montuur ging én het feit dat Consument op de verzoeken van Verzekeraar de aankoopnota van de nieuwe bril toe te zenden telkens weer de oude aankoopnota toezond, maakt dat de Commissie van oordeel is dat de feiten en omstandigheden de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van een gegronde verdenking van fraude door Consument en Verzekeraar over mocht gaan tot registratie van de persoonsgegevens van Consument in de registers. De Commissie wijst de vordering van Consument derhalve af.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken met bijbehorende bijlagen:
• het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier;
• het verweerschrift van Verzekeraar;
• de repliek van Consument;
• de aanvullende stukken van Verzekeraar.

De Commissie stelt vast dat Consument heeft gekozen voor een niet-bindend advies. De uitspraak is daardoor niet-bindend.

Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 2 oktober 2017. Consument heeft op 2 oktober 2017 aangegeven de hoorzitting niet te kunnen bijwonen. De zaak zal daarom op grond van de stukken worden beslist.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Op 10 juni 2016 is Consument tijdens werktijd betrokken geweest bij een ongeval, waarbij zijn bril beschadigd is geraakt.

2.2 Consument heeft zijn werkgever, verzekerde bij Verzekeraar, bij e-mail van 28 juli 2016 aansprakelijk gesteld voor zijn schade.

2.3 In het door de werkgever ingevulde schadeformulier van 29 juli 2016 is – voor zover relevant – het volgende opgenomen:

2.4 De schadeclaim is bij e-mail van 2 september 2016 bij Verzekeraar gemeld, waarbij het schadeformulier en de volgende aankoopnota waren bijgevoegd:

2.5 Verzekeraar heeft bij e-mail van 2 september 2016 aanvullende informatie opgevraagd over de toedracht van het ongeval en de schadeomvang. Verzekeraar heeft Consument hierbij verzocht de aankoopnota van zijn nieuwe bril toe te zenden.

2.6 Consument heeft bij e-mail van 27 oktober 2016 gereageerd, waarbij hij opnieuw de aankoopnota van € 1.034,- van 15 oktober 2014 heeft meegezonden. In de e-mail is – voor zover relevant – het volgende opgenomen:

“Op de dag in kwestie heb ik van mijn leidinggevende de opdracht gekregen om het dak bij het pleintje te verwijderen. Dit gebeurde, zoals normaal gesproken met vier personen inclusief ikzelf. Het is de bedoeling dat het dak aan een kant wordt losgemaakt. Als dit is gebeurd, kan het dak er aan de andere zijde uitgetrokken worden. Voor deze activiteit is wat kracht nodig, dit wordt vaak gedaan door mannen. De leidinggevende was aanwezig.

Die dag had het geregend en was het dak een beetje glad. Op het moment dat ik aan het dak aan het trekken was zette ik kracht, maar ik verloor mijn grip op het dak. Hier door glibberde ik naar achter tot de rand van het dak en viel achterover.

De schade was voor mij gelukkig beperkt tot materiele schade in de vorm van een bril. Volgens mijn kennis is de aankoopnota van mijn nieuwe bril al in uw bezit. Dit is bijgeleverd door mijn werkgever [naam werkgever].”

2.7 Verzekeraar heeft bij e-mail van 9 november 2016 als volgt gereageerd:

“De toedracht is ons duidelijk. Wij ontvangen graag nog de aankoopnota van uw nieuwe bril. Wij ontvingen enkel een nota die volgens de melding de aankoopnota van de beschadigde bril is.”

2.8 Consument heeft bij e-mail van 14 november 2016 wederom de reeds door Verzekeraar ontvangen aankoopnota van € 1.034,- aan Verzekeraar toegezonden.

2.9 Verzekeraar heeft bij e-mail van 18 november 2016 als volgt gereageerd:

“U stuurde ons op 14 november nogmaals de mail die u ons op 27 oktober stuurde. Wij reageren hiermee op uw bericht.

Wij ontvangen graag de aankoopnota van uw nieuwe bril.”

2.10 Consument heeft bij e-mail van 18 november 2016 voor de vierde achtereenvolgende keer de aankoopnota van € 1.034,- aan Verzekeraar toegezonden.

2.11 Verzekeraar heeft bij e-mail van 5 december 2016 het volgende aan Consument medegedeeld:

“Aankoopnota
U heeft onze verzekerde aansprakelijk gesteld, omdat u bij het verwijderen van het dak uw grip verloor, naar achteren glibberde tot de rand van het dak en achterover naar beneden viel. U claimt schade die door de val aan een bril is ontstaan. De aankoopnota van de beschadigde bril hebben wij meerdere malen van u ontvangen. De voorletters en het adres op de factuur van 15 oktober 2014 komen niet overeen met uw gegevens. Verder is het niet logisch dat u – gezien uw leeftijd – een multifocale bril bezit. Ondanks meerdere verzoeken heeft u ons nooit de aankoopnota van uw nieuwe bril gestuurd. Dit was voor ons aanleiding om de factuur te verifiëren. Daarbij bleek dat de klant die deze bril heeft aangeschaft geboren is op 26 april 1952. Wij maken daaruit op dat u de aankoopnota van een bril van iemand anders in heeft gediend om een vergoeding te krijgen waar u geen recht op heeft.
Voorlopig standpunt van de Goudse
Op basis van de omschreven feiten en omstandigheden stelt De Goudse zich op het standpunt dat u bij het claimen van uw schade een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven met het opzet De Goudse te misleiden. Wij kunnen daarom niet anders concluderen dan dat u hiermee De Goudse geprobeerd heeft te bewegen tot het doen van een (hogere) schade-uitkering waarop geen recht bestaat.

Uw gegevens
Incidentenregister van De Goudse
Omdat wij van mening zijn dat u ons opzettelijk heeft willen misleiden om ons te bewegen tot het doen van een (hogere) schade-uitkering dan waar recht op bestaat, achten wij het juist om uw (persoons) gegevens op te nemen in ons Incidentenregister. Wij houden dit register bij om de veiligheid en integriteit in de financiële sector te waarborgen.

[…]

Externe registratie bij de Stichting CIS
Omdat wij er van overtuigd zijn dat u ons met opzet heeft geprobeerd te misleiden en zo te bewegen tot het doen van een schade-uitkering terwijl daar geen recht op bestaat vinden wij het gerechtvaardigd om uw persoonsgegevens door te geven aan de Stichting CIS in Den Haag.
Uw persoonsgegevens werden op 5 december 2016 doorgegeven aan de Stichting CIS voor de duur van 3 jaar. De maximale duur van een externe registratie is 8 jaar. De Goudse hanteert voor het vaststellen van de duur van deze registratie een interne Richtlijn. Bij het vaststellen van de duur van uw externe registratie bij de Stichting CIS hebben we rekening gehouden met het feit, dat de schadeclaim nog niet was uitgekeerd. Daarnaast wordt rekening gehouden met het belang van deze externe registratie en de eventuele nadelige gevolgen voor u als gevolg van deze registratie.

[…]

Hoe nu verder?
Om te voorkomen dat wij een onjuist definitief standpunt innemen wordt u in de gelegenheid gesteld om binnen 14 dagen na dagtekening van deze brief, schriftelijk en met voldoende bewijs, ons voorlopig standpunt te weerleggen.

Indien u met voldoende schriftelijke onderbouwing ons weet te overtuigen dat ons voorlopig standpunt onjuist is zijn wij bereid om de externe registratie bij de Stichting CIS te herzien.

Geen reactie
Bij het binnen de gestelde termijn van 14 dagen uitblijven van uw schriftelijke reactie of een reactie waarmee u ons voorlopig standpunt niet weerlegt zal De Goudse alle eerder genoemde verwerkingen van persoonsgegevens handhaven.”

2.12 Consument heeft binnen de gestelde termijn van 14 dagen niet gereageerd als gevolg waarvan het voorlopige standpunt van Verzekeraar is omgezet in een definitief standpunt.


Verzekeraar heeft Consument hiervan bij e-mail van 23 december 2016 op de hoogte gesteld.

2.13 Bij e-mail van eveneens 23 december 2016 heeft Consument als volgt gereageerd:

“De mail die ik 5 december heb ontvangen heb ik over het hoofd gezien. Niet erg handig van mijn kant. Het feit is echter wel dat ik geen intentie heb gehad u opzettelijk te misleiden. Schade verhalen is iets wat ik niet eerder heb gedaan en heb hier dus geen ervaring mee. Daarnaast heb ik mijn best gedaan om alles voor jullie duidelijke [sic] te krijgen. Het klopt dat mijn vader […] de bril heeft afgerekend. Dit is ook niet zo raar aangezien ik in de tijd van de aankoop 22 jaar oud was en een dergelijke aankoop niet kon betalen. De bril is in eerste instantie voor en door mijn vader gekocht (vandaar de multifocale glazen). De bril heeft hij 5 maanden na aanschaf aan mij gegeven aangezien hij zelf niet tevreden was. Op dit moment heb ik er nieuwe glazen ingezet.

Bij nader inzien was het handiger geweest om de factuur van de nieuwe glazen mee te sturen en expliciet te vermelden dat het om het montuur ging. Zoals ik eerder heb gemeld heb ik geen ervaring met dit soort zaken en ben mij niet ervan bewust geweest dat dit als misleiding gewaarmerkt zou kunnen worden.”

2.14 Bij e-mail van 24 januari 2017 heeft Verzekeraar aangegeven dat hij bereid is de schadeclaim opnieuw te beoordelen wanneer hij de volgende stukken ontvangt: een schriftelijke verklaring van de vader van Consument, de nota van de opticien waaruit blijkt dat nieuwe glazen in het oude montuur van de vader van Consument zijn gezet en de aankoopnota van de nieuwe bril van Consument.

2.15 Bij e-mail van 10 februari 2017 heeft Consument de aankoopnota van zijn nieuwe bril
(€ 98,-) en een nota van de opticien aan verzekeraar toegezonden. In de nota van de opticien is – voor zover relevant – het volgende opgenomen:

2.16 Consument heeft Verzekeraar bij e-mail van 16 februari 2017 aansprakelijk gesteld voor zijn tandartskosten van € 142,55 daar hij als gevolg van de registratie van zijn persoonsgegevens in het Extern Verwijzingsregister (hierna: ‘EVR’) geen aanvullende verzekering heeft kunnen afsluiten en de tandartskosten zelf heeft moeten betalen. Consument heeft bij de e-mail tevens een verklaring van zijn vader van 14 februari 2017 bijgevoegd. In de verklaring is – voor zover relevant – het volgende opgenomen:

“Hierbij deel ik u mee, dat mijn genoemde zoon mijn lichtbruine bril van het merk Schnückl, aangeschaft op 15 oktober 2014, heeft overgenomen. Daarna heeft hij er door de firma Ergra glazen op zijn sterkte in laten zetten.”

2.17 Verzekeraar heeft bij e-mail van 20 februari 2017 aan Consument medegedeeld dat hij zijn eerder ingenomen standpunt handhaaft.

2.18 Consument heeft Verzekeraar verzocht zijn persoonsgegevens uit het EVR te verwijderen.

2.19 Verzekeraar heeft het verzoek van Consument afgewezen.

2.20 In het toepasselijke Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen van
23 oktober 2013 (hierna: het Protocol) is – voor zover van belang – het volgende opgenomen:


“2. Begripsbepalingen
In dit protocol wordt verstaan onder:
Incident: een gebeurtenis die als gevolg heeft, zou kunnen hebben of heeft gehad dat de
belangen, integriteit of veiligheid van de cliënten of medewerkers van een Financiële Instelling, de Financiële Instelling zelf of de financiële sector als geheel in het geding zijn of kunnen zijn, zoals het falsificeren van nota’s, identiteitsfraude, skimming, verduistering in dienstbetrekking, phishing en opzettelijke misleiding.

3.1 Incidentenregister en Extern Verwijzingsregister
3.1.1 Iedere Deelnemer heeft een Incidentenregister, waarin door de betreffende Deelnemer gegevens van (rechts)personen worden vastgelegd ten behoeve van het in artikel 4.1.1 Protocol genoemde doel, naar aanleiding van of betrekking hebbend op een (mogelijk) Incident.
(…)
3.1.2 Aan het Incidentenregister is een Extern Verwijzingsregister gekoppeld.
(…)

4 Incidentenregister
4.1 Doel Incidentenregister
4.1.1 Met het oog op het kunnen deelnemen aan het Waarschuwingssysteem is iedere Deelnemer gehouden de volgende doelstelling voor het vastleggen van gegevens in het Incidentenregister te hanteren:
“Het geheel aan verwerkingen ten aanzien van het Incidentenregister heeft tot doel het ondersteunen van activiteiten gericht op het waarborgen van de veiligheid en de integriteit van de financiële sector, daaronder mede begrepen (het geheel van) activiteiten die gericht zijn:
– op het onderkennen, voorkomen, onderzoeken en bestrijden van gedragingen die kunnen leiden tot benadeling van de branche waar de financiële instelling deel van uitmaakt, van de economische eenheid (groep) waartoe de financiële instelling behoort, van de financiële instelling zelf, alsmede van haar cliënten en medewerkers;
– op het onderkennen, voorkomen, onderzoeken en bestrijden van oneigenlijk gebruik van producten, diensten en voorzieningen en/of (pogingen) tot strafbare of laakbare gedragingen en/of overtreding van (wettelijke) voorschriften, gericht tegen de branche waar de financiële instelling deel van uitmaakt, de economische eenheid (groep) waartoe de financiële instelling behoort, de financiële instelling zelf, alsmede haar cliënten en medewerkers;
– op het gebruik van en de deelname aan waarschuwingssystemen.

5 Extern Verwijzingsregister
(…)
5.2 Vastlegging van gegevens in het Extern Verwijzingsregister
5.2.1 De Deelnemer dient de Verwijzingsgegevens van (rechts)personen die aan de hierna onder a en b vermelde criteria voldoen en na toepassing van het onder c genoemde proportionaliteitsbeginsel op te nemen in het Extern Verwijzingsregister.
a) De gedraging(en) van de (rechts)persoon vormden, vormen of kunnen een bedreiging vormen voor (I) de (financiële) belangen van cliënten en/of medewerkers van een Financiële instelling, alsmede de (Organisatie van de) Financiële instelling(en) zelf of (II) de continuïteit en/of de integriteit van de financiële sector.

b) In voldoende mate staat vast dat de betreffende (rechts)persoon betrokken is bij de onder a bedoelde gedraging(en). Deze vaststelling betekent dat van strafbare feiten in principe aangifte of klachten wordt gedaan bij een opsporingsambtenaar.
c) Het proportionaliteitsbeginsel wordt in acht genomen. Dit houdt in dat Veiligheidszaken vaststelt, dat het belang van opname in het Externe Verwijzingsregister prevaleert boven de mogelijk nadelige gevolgen voor de Betrokkene als gevolg van opname van zijn Persoonsgegevens in het Extern Verwijzingsregister.”

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert verwijdering van zijn persoonsgegevens uit het Incidentenregister en het EVR.

Grondslagen daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen.
• Consument heeft Verzekeraar niet opzettelijk willen misleiden. Consument verkeerde in de veronderstelling dat Verzekeraar de aankoopnota van zijn beschadigde bril nodig had voor het beoordelen van de schade, aangezien dit de schade was die Consument als gevolg van het ongeluk had geleden. Consument heeft, mede als gevolg van zijn dyslexie, de door Verzekeraar verstuurde e-mails niet goed gelezen en daarmee niet begrepen dat hij de factuur van zijn nieuwe bril moest toezenden. Direct nadat Verzekeraar bij e-mail van
24 januari 2017 duidelijk had aangegeven welke stukken hij nodig had, heeft Consument deze toegezonden.
• Consument heeft geen ervaring met het indienen van schadeclaims en erkent dat hij de aankoopnota van de glazen aan Verzekeraar had moeten toezenden en bij de aankoopnota van € 1.034,- had moeten aangeven dat het enkel om het montuur ging.

Verweer Verzekeraar
3.3 Verzekeraar heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• Consument heeft ter onderbouwing van zijn schadeclaim een aankoopnota van
€ 1.034,- bij zijn werkgever ingediend. Voorts is op het schadeformulier een schadebedrag van € 1.034,- opgegeven. Een bedrag van € 729,- hiervan bestaat uit multifocale glazen. Verzekeraar heeft Consument meerdere malen gevraagd naar de aankoopnota van zijn nieuwe bril, waarop Consument opnieuw de aankoopnota van € 1.034,- aan Verzekeraar heeft toegezonden. Consument heeft hierbij niet aangegeven dat het enkel en alleen om het montuur ging. Eerst op 10 februari 2017 heeft Verzekeraar de aankoopnota van de nieuwe bril ontvangen. Door het almaar niet toezenden van de gevraagde aankoopnota van de nieuwe bril en het herhaaldelijk verwijzen naar de aankoopnota van € 1.034,- ter onderbouwing van de schade heeft Consument een onjuiste voorstelling van zaken gegeven om zo een hogere uitkering te verkrijgen dan waar hij recht op heeft.
• Verzekeraar acht het, gelet op het opzettelijk misleiden, het handhaven van de integriteit van het financiële stelsel en het voorkomen en bestrijden van fraude, noodzakelijk de persoonsgegevens van Consument op te nemen in het Incidentenregister en het EVR. Verzekeraar hanteert daarbij een plaatsingsduur van drie jaar, daar de fraude is ontdekt tijdens de behandeling van een schadeclaim en voordat een schade-uitkering werd gedaan.

4. Beoordeling

4.1 Ter beoordeling ligt de vraag voor of Verzekeraar de persoonsgegevens van Consument in het Incidentenregister en het daaraan gekoppelde EVR heeft mogen opnemen. Verzekeraar heeft zich verplicht bij de verwerking van persoonsgegevens te handelen conform het Protocol.

Registratie Extern Verwijzingsregister
4.2 Gelet op de mogelijk verstrekkende gevolgen voor een betrokkene van een registratie in het EVR, moeten hoge eisen worden gesteld aan de gronden van Verzekeraar voor opname van de persoonsgegevens van Consument in het EVR. De vereisten die het Protocol in artikel 5.2.1 sub a en b stelt, houden in dat in voldoende mate moet vaststaan dat de gedraging van de betreffende persoon een bedreiging voor de continuïteit en integriteit van de financiële sector vormt. Dit houdt in dat de gestelde feiten op grond waarvan de gegevens zijn geregistreerd, een gegronde verdenking van fraude moeten vormen (‘opzet te misleiden’). Vgl. Hof Amsterdam 30 november 2010, ECLI:NL:GHAMS:2010:BO7581, r.o. 3.5 en GC Kifid 5 juli 2016, 2016-302, onder 4.6 en de daar genoemde uitspraken.

4.3 In de onderhavige zaak staat vast dat Verzekeraar de persoonsgegevens van Consument in het EVR heeft opgenomen en dat hij zich hierbij onder meer heeft gebaseerd op de feiten, de verklaringen van Consument en de door Consument verschafte informatie. De vraag die beantwoord moet worden is of de gestelde feiten een gegronde verdenking vormen van fraude, dat wil zeggen van opzet van Consument om Verzekeraar te misleiden, en Verzekeraar derhalve in redelijkheid tot het besluit van de registratie heeft kunnen komen. Consument heeft op het moment dat hij zijn werkgever aansprakelijk stelde voor de schade aan zijn bril aan de hand van de aankoopnota een schade van € 1.034,- opgegeven, daar hij in de veronderstelling was dat zijn beschadigde bril voor vergoeding in aanmerking kwam. Dit is ook zo opgenomen in het schadeformulier. Nadat Verzekeraar de schademelding van verzekerde had ontvangen heeft hij Consument bij e-mails van 2 september 2016,
9 november 2016 en 18 november 2016 verzocht de aankoopnota van zijn nieuwe bril toe te zenden. Consument heeft tot drie keer toe opnieuw de aankoopnota van
€ 1.034,- toegezonden. Pas nadat zijn schadeclaim bij e-mail van 5 december 2016 werd afgewezen heeft Consument op 10 februari 2017 de aankoopnota van zijn nieuwe bril toegezonden. Voorts heeft Consument pas nadat Verzekeraar hem bij
e-mail van 5 december 2016 heeft geconfronteerd met het feit dat de aankoopnota van
€ 1.034,- van iemand anders dan Consument was en Verzekeraar een definitief standpunt heeft ingenomen, aangegeven dat de bril van zijn vader is geweest en dat zijn schade enkel bestond uit het in de aankoopnota opgenomen montuur. Het had op de weg van Consument gelegen om dit direct en ongevraagd aan zijn werkgever en vervolgens ook aan Verzekeraar te melden. Consument heeft hiertoe meerdere malen de gelegenheid gehad, maar heeft dit tot het moment dat Verzekeraar hem met zijn bevindingen confronteerde nagelaten.

De Commissie acht de door Consument gegeven verklaring dat hij niet had begrepen dat hij de aankoopnota van de nieuwe bril moest toezenden niet aannemelijk, daar Verzekeraar in zijn e-mails van 2 september 2016, 9 november 2016 en 18 november 2016 in duidelijke bewoordingen heeft aangegeven dat hij de aankoopnota van de nieuwe bril van Consument wenst te ontvangen in plaats van de aankoopnota van de beschadigde bril. De combinatie van het indienen van de aankoopnota van € 1.034,- zonder hierbij op te merken dat het enkel om het montuur ging én het feit dat Consument op de verzoeken van Verzekeraar de aankoopnota van de nieuwe bril toe te zenden telkens weer de aankoopnota van € 1.034,- toezond, maakt dat de Commissie van oordeel is dat Consument Verzekeraar met opzet heeft willen misleiden in de zin van artikel 5.2.1 sub a en b van het PIFI met het doel een hogere uitkering te verkrijgen dan waar hij recht op had.

4.4 Dit oordeel brengt mee dat aan de vereisten voor registratie in het EVR genoemd in artikel 5.2.1 onder a en b van het Protocol is voldaan. Op grond van artikel 5.2.1 onder c van het Protocol dient de Verzekeraar bij de registratie van persoonsgegevens in het EVR een proportionaliteitsafweging te maken en bij de beoordeling van de vraag of hij gegevens in het EVR registreert, en zo ja, voor welke duur, de belangen van de betrokkene mee te wegen (vgl. GC Kifid 5 juli 2016, 2016-302, onder 4.9). De betrokkene die verwijdering van een registratie wenst, zal moeten onderbouwen op grond waarvan hij disproportioneel in zijn belangen wordt geraakt en waarom zijn belang prevaleert boven dat van Verzekeraar.

4.5 Verzekeraar heeft gemotiveerd aangevoerd dat en waarom het belang van de financiële sector bij registratie zwaarder weegt dan het belang van Consument bij het niet-registreren van zijn persoonsgegevens. Verder heeft Verzekeraar de omstandigheden van het geval meegewogen in zijn afweging ten aanzien van de duur van de registratie. Dit heeft ertoe geleid dat Verzekeraar de registratie voor de duur van drie jaar heeft opgenomen in het EVR. De Commissie is van oordeel dat deze omstandigheden, gelet op de gerechtvaardigde belangen van de financiële sector, de registratie en de duur daarvan niet disproportioneel maken. De omstandigheden van het geval en de belangen van de Consument zijn in voldoende mate meegewogen en in de duur van de registratie tot uiting gekomen. De omstandigheid dat het voor Consument gedurende de registratie onmogelijk is om zich elders te verzekeren tegen ‘normale’ premies maakt de registratie en de duur daarvan – gelet op de gerechtvaardigde belangen van de financiële sector – niet disproportioneel.

Registratie Incidentenregister
4.6 Verzekeraar heeft de persoonsgegevens van Consument voorts voor de duur van drie jaar opgenomen in het Incidentenregister. Gelet op het bovenstaande dient ook de Incidentenregistratie te worden gehandhaafd. Het Extern Verwijzingsregister is gekoppeld aan het Incidentenregister (artikel 5.1.1 van het Protocol). Dit brengt mee dat zolang registratie in het Extern Verwijzingsregister terecht en proportioneel is, de gegevens ook in het Incidentenregister blijven staan.

Slotsom
4.7 Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van Consument wordt afgewezen.


5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

De uitspraak heeft de vorm van een niet-bindend advies. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. U kunt de zaak nog wel aan de rechter voorleggen.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak