Mijn Kifid

Uitspraak 2017-668 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr. 2017-668
(mr. A.W.H. Vink, voorzitter en mr. dr. S.O.H. Bakkerus en mr. R.J. Verschoof en
mr. drs. D.J. Olthoff, secretaris)

Klacht ontvangen op : 16 februari 2016
Ingediend door : Consument
Tegen : Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V.,
gevestigd te Rotterdam, verder te noemen Verzekeraar
Datum uitspraak : 10 oktober 2017
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Consument en haar ex-echtgenoot hebben in 1999 bij Verzekeraar een zogeheten “BeursSpaarPlan” gesloten, waarbij de ex-echtgenoot van Consument zowel als verzekeringnemer als eerste begunstigde wordt aangemerkt en Consument als tweede begunstigde. Consument en haar ex-echtgenoot zijn in 2001 in [..nummer..] gaan wonen en zij zijn in 2007 gescheiden. De boedelscheiding is ten tijde van de klachtprocedure bij Kifid nog niet afgerond, daarover loopt een civiele procedure in [..nummer..]. Verzekeraar is op verzoek van de ex-echtgenoot in 2014 tot afkoop van de verzekering overgegaan en heeft de waarde daarvan aan hem uitgekeerd, dit terwijl Verzekeraar door Consument op de hoogte was gebracht van het feit dat de waarde van de verzekering onderdeel uitmaakte van onderhandelingen tussen Consument en haar ex-echtgenoot aangaande de boedelscheiding. De Commissie oordeelt dat het onderwerp van de klacht van Consument, te weten de vraag of de onderhavige verzekering deel uitmaakt van de te verdelen boedel tussen Consument en haar ex-echtgenoot en Consument uit dien hoofde jegens Verzekeraar met succes betaling van de helft van de waarde van de verzekering kan vorderen, niet (uitsluitend) naar Nederlands recht kan worden beoordeeld. Dit leidt de Commissie tot het oordeel dat zij op grond van artikel 6 van het Reglement Kifid 2014 niet bevoegd is de klacht te behandelen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
• Het door Klaagster ingediende klachtformulier met bijlagen;
• Het verweerschrift van Verzekeraar;
• De repliek van Consument;
• De dupliek van Verzekeraar;
• De pleitnota van Klaagster van 4 september 2017.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 4 september 2017 en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Consument en haar ex-echtgenoot hebben per 1 augustus 1999 bij een voorganger van Verzekeraar (hierna: Verzekeraar) een zogeheten “BeursSpaarPlan” gesloten met polisnummer [..nummer..]. De koopsom bedraagt ƒ50.000,00. Op de polis staat de echtgenoot van Consument vermeld als verzekeringnemer en als eerste begunstigde. Consument staat op de polis vermeld als tweede begunstigde.
2.2 Consument en haar ex-echtgenoot zijn in 2001 in [..land..] gaan wonen. In 2007 zijn zij gescheiden. De boedelscheiding is tot heden niet afgerond en is onderwerp van een in [..land..] lopende civiele procedure.
2.3 Op 17 augustus 2010 heeft Consument Verzekeraar gevraagd om een waarde opgave van onder meer de verzekering met polisnummer [..nummer..] in verband met eventuele uitbetalingen. Tevens bericht Consument Verzekeraar dat er een echtscheidingsprocedure loopt.
2.4 Per e-mail van 19 augustus 2010 heeft Verzekeraar het volgende aan Consument bericht:
“(…)
Hiermee bevestig ik de ontvangst van ons telefoongesprek van vanochtend, als reactie op het eerdere telefoongesprek van 17 augustus 2010.
Afspraak
Tijdens ons gesprek hebben we afgesproken dat u mij het adres van uw advocaat mailt, zodat [naam Verzekeraar] de waardeopgaven van de twee verzekeringen daar naartoe kan sturen. U dient dan de afkoop van de verzekeringen met uw ex-partner en de advocaat te bespreken en regelen. [naam Verzekeraar] kan pas zaken regelen wanneer u en
uw ex-partner een beslissing hebben genomen en onderling overeenstemming hebben bereikt.
(…)”.
2.5 Bij brief van 23 augustus 2010 laat Verzekeraar de advocaat van Consument weten dat de afkoopwaarde van de verzekering met polisnummer [..nummer..]
op 18 augustus 2010 € 19.061,00 bedraagt.
2.6 Op 13 oktober 2010 verzoekt Consument Verzekeraar schriftelijke een kopie van onder meer de polis van de voornoemde verzekering toe te zenden, waarbij zij toelicht dat zij deze nodig heeft in verband met de afwikkeling van de in [..land..] lopende echtscheidingsprocedure en zij desgevraagd de benodigde informatie niet van haar ex-echtgenoot krijgt.
2.7 Met een brief van 13 januari 2014 verzoekt de advocaat van Consument Verzekeraar om haar te informeren over de expiratiedatum en de waarde van het beleggingsdepot van de verzekering met polisnummer [..nummer..], dit in verband met de boedelverdeling tussen Consument en haar ex-echtgenoot na de echtscheiding. Tevens wordt verzocht om de helft van onder meer de uit hoofde van deze verzekering te betalen uitkering direct en rechtstreeks over te maken naar Consument zodra de verzekering tot uitkering komt.
2.8 Op een door de ex-echtgenoot van Consument ingediend afkoopverzoek van 20 juni 2014 is zowel bij “handtekening verzekeringnemer” als bij “handtekening ex-echtgeno(o)te een handtekening is geplaatst. Als rekeningnummer waarop het uitkeringsbedrag moet worden overgemaakt, wordt het rekeningnummer van de ex-echtgenoot van Consument vermeld. Op verzoek van Verzekeraar heeft de ex-echtgenoot een kopie van een recent uitgegeven paspoort van Consument aan Verzekeraar toegezonden. Verzekeraar heeft de waarde van de verzekering aan de ex-echtgenoot uitbetaald.
2.9 Artikel 6 (Taak en bevoegdheden Geschillencommissie) van het Reglement Ombudsman en Geschillencommissie financiële dienstverlening 2014 (hierna: Reglement Kifid 2014) luidt:
“De Geschillencommissie behandelt en beslist over Klachten van individuele Consumenten en Aangeslotenen, indien op het onderwerp van die Klacht Nederlands recht van toepassing is. (…)”.
2.10 Artikel 4 van het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 luidt:
“(1) indien de echtgenoten vóór het huwelijk het toepasselijk recht niet hebben aangewezen, wordt hun huwelijksvermogensregime beheerst door het interne recht van de Staat op welks grondgebied zij hun eerste gewone verblijfplaats na het huwelijk vestigen.
(…)”.

3. Vordering, klacht en verweer
Vordering Consument
3.1 Consument vordert uitbetaling door Verzekeraar van de helft van de door Verzekeraar aan de ex-echtgenoot van Consument gedane uitkering voor de verzekering met polisnummer [..nummer..] alsmede de helft van de aan de ex-echtgenoot van Consument gedane financiële tegemoetkoming (compensatie). Tevens vordert Consument van Verzekeraar overlegging van justificatoire bescheiden met betrekking tot de aan de ex-echtgenoot van Consument uitgekeerde bedragen.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. Verzekeraar heeft in strijd gehandeld met zijn zorg- en onderzoeksplicht jegens Consument. Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan.
• Verzekeraar was op de hoogte van de echtscheiding en de boedelverdeling en de tussen Consument en haar ex-echtgenoot daarover gemaakte afspraken.
• Naar aanleiding van het afkoopverzoek in 2014 had Verzekeraar zich meer moeten inspannen om te verifiëren of het verzoek ook van Consument afkomstig was. De handtekening van Consument, onderaan het afkoopformulier, is vervalst. Gezien het feit dat Verzekeraar wist dat Consument en haar ex-echtgenoot geen contact meer hadden en de advocaat van Consument reeds in januari 2014 Verzekeraar heeft verzocht geïnformeerd te worden over de expiratiedatum van de onderhavige verzekering en Verzekeraar heeft gevraagd bij uitbetaling de helft van het bedrag aan Consument over te maken, had Verzekeraar niet tot betaling van het bedrag op het door de ex-echtgenoot opgegeven [..nationaliteit..] bankrekeningnummer mogen overgaan.
• Er was geen belemmering voor Verzekeraar om zelf rechtstreeks contact op te nemen met Consument na ontvangst van het afkoopverzoek.
• Er is nog een andere verzekering waarop op enig moment ook een bedrag zal vrijkomen: Verzekeraar blijkt voor die polis wel bereid om in de administratie op te nemen dat de uitkering voor de helft aan Consument toekomt. Hiermee erkent Verzekeraar dat hij verplichtingen jegens Consument, belanghebbende, heeft.

Verweer
3.3 Verzekeraar heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• Er is een afkoopverzoek van 20 juni 2014, door Verzekeraar op 20 augustus 2014 ontvangen, waarop zowel de handtekening van Consument als de handtekening van de ex-echtgenoot van Consument is geplaatst. Op 28 augustus 2014 heeft Verzekeraar de ex-echtgenoot van Consument verzocht om een kopie van zijn legitimatiebewijs alsmede van dat van zijn ex-echtgenote toe te zenden. Deze kopieën zijn in november 2014 ontvangen en na controle van de handtekeningen is Verzekeraar tot uitkering overgegaan. Er was voor Verzekeraar geen aanleiding te twijfelen aan de echtheid van de handtekeningen. Verzekeraar heeft bevrijdend kunnen betalen en er rust op Verzekeraar geen verplichting jegens Consument tot het doen van een uitkering.
• Los van het voorgaande meent Verzekeraar dat op het onderhavige geschil [..nationaliteit..] recht van toepassing is nu in verband met de boedelscheiding in [..land..] nog een procedure loopt. De vraag of Consument rechten kan ontlenen aan de door haar ex-echtgenoot in 1999 gesloten verzekering met polisnummer [..nummer..] speelt in deze procedure een rol omdat niet uitgesloten is dat de verzekering naar [..nationaliteit..] recht niet in de boedel valt.
• De scheiding zelf heeft eveneens naar [..nationaliteit..] recht plaatsgevonden. Dit betekent dat de Geschillencommissie niet bevoegd is om over het geschil te oordelen.
• Mocht de uitkomst van de procedure in [..land..] zijn dat de ex-echtgenoot gehouden was en is om de helft van de uitkering van de meergenoemde verzekering aan Consument te doen toekomen, dan ontstaat er een nieuwe situatie en daarmee ook een rechtsverhouding tussen Consument en Verzekeraar. Op dit moment ontbreekt het aan een dergelijke rechtsverhouding.

4. Beoordeling

4.1 Het geschil tussen partijen moet worden beoordeeld met inachtneming van het Reglement Ombudsman en Geschillencommissie financiële dienstverlening 2014 (hierna: Reglement Kifid 2014).
4.2 Conform artikel 6 van dit Reglement is de Geschillencommissie bevoegd klachten in behandeling te nemen indien op het onderwerp van die klacht Nederlands recht van toepassing is.
4.3 Desgevraagd heeft Consument ter zitting verklaard dat zij en haar ex-echtgenoot op het moment van hun huwelijk in 2001 in [..land..] woonden. In 2007 zijn zij gescheiden. De boedelscheiding is tot op heden niet afgerond en is onderwerp van een in [..land..] lopende civiele procedure. De onderhavige verzekering met polisnummer [..nummer..] maakt volgens Consument deel uit van de te verdelen boedel, omdat zij en haar ex-echtgenoot hierover afspraken hebben gemaakt bij de scheiding. Consument heeft ter zitting verklaard dat zij en haar ex-echtgenoot vóór het huwelijk niet hebben bepaald welk recht op hun huwelijksvermogensregime van toepassing is.
4.4 Conform het onder 2.10 genoemde artikel 4 van het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 is bij gebreke van een rechtskeuze op het tussen Consument en haar ex-echtgenoot geldende huwelijksvermogensregime [..nationaliteit..] recht van toepassing.

Dit betekent dat de vraag of Consument uit hoofde van de boedelscheiding jegens Verzekeraar zelfstandig aanspraak kan maken op uitbetaling van (een deel van) de uitkering naar [..nationaliteit..] recht zal moeten worden beoordeeld.
4.5 De Commissie concludeert dat het onderwerp van de klacht van Consument, te weten de vraag of de onderhavige verzekering deel uitmaakt van de te verdelen boedel tussen Consument en haar ex-echtgenoot en Consument uit dien hoofde jegens Verzekeraar met succes betaling van de helft van de waarde van de verzekering kan vorderen, niet (uitsluitend) naar Nederlands recht kan worden beoordeeld.
4.6 Het voorgaande leidt de Commissie tot het oordeel dat zij op grond van artikel 6 van het Reglement Kifid 2014 niet bevoegd is om de door Consument voorgelegde klacht te behandelen.

5. Beslissing

De Commissie stelt vast dat zij niet bevoegd is de klacht te behandelen.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak