Mijn Kifid

Uitspraak 2017-812

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-812
(mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. C.I.S. Dankelman, secretaris)

Klacht ontvangen op : 9 juni 2017
Ingediend door : Consument
Tegen : Coöperatieve Rabobank U.A., gevestigd te Amsterdam, verder te
noemen de Bank
Datum uitspraak : 29 november 2017
Aard uitspraak : Niet-bindend advies

Samenvatting

Consument heeft in 2003 een hypothecaire geldlening afgesloten bij de Bank. Bij het aflopen van de rentevastperiode in juli 2008 heeft de Bank Consument niet geïnformeerd over een mogelijke aanpassing in de risico-opslag. Consument meent dat de Bank dit had moeten doen. De Commissie oordeelt dat de Bank noch op grond van wettelijke bepalingen, noch op grond van haar zorgplicht gehouden is haar klanten op eigen initiatief actie te informeren over de mogelijkheden van het wijzigen van de risico-opslag in verband met vervroegde aflossing dan wel waardestijging van het onderpand. De Commissie concludeert dat niet is komen vast te staan dat de Bank haar zorgplicht jegens Consument heeft geschonden en oordeelt daarom dat de klacht ongegrond is.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier;
• het verweerschrift van de Bank;
• de repliek van Consument;
• de dupliek van de Bank.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

De Commissie is van oordeel dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak zal daarom op grond van de stukken worden beslist.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Consument en zijn echtgenote hebben in juli 2003 een hypothecaire geldlening (hierna: ‘de geldlening’) afgesloten bij de Bank. Het betreft een geldlening zonder Nationale Hypotheek Garantie die bestaat uit twee leningdelen. Beide leningdelen kennen een rentetarief van 4% voor een rentevastperiode van vijf jaar. Gekoppeld aan de geldlening is een OpMaat Verzekering afgesloten bij N.V. Interpolis BTL.
2.2 Op de geldlening zijn de Algemene voorwaarden voor particulieren geldleningen van de Rabobank 2003 (hierna: ‘de Algemene Voorwaarden’) van toepassing verklaard.
In artikel 22 van de Algemene Voorwaarden is bepaald:

“Rente voor een bepaalde periode vast
a. Tijdens een rentevastperiode zal de bank de rente niet wijzigen.
(…)
g. De rentewijzigingsdatum is de eerste dag na afloop van een rentevastperiode. De bank kan de rente op de rentewijzigingsdatum wijzigen.
h. De bank zal u tenminste één maand voor de rentewijzigingsdatum schriftelijk een aanbod doen voor het rentetype en het rentepercentage dat geldt vanaf die rentewijzigingsdatum. Daarbij kan de bank u een aantal door haar vast te stellen rentetypen aanbieden, tegen het tarief dat dan bij de bank geldt voor tweede en eventuele volgende perioden van de u aangeboden rentetypen. Uw keuze dient voor de rentewijzigingsdatum schriftelijk door de bank te zijn ontvangen. Aan uw keuze zijn geen kosten verbonden.”

2.3 De Bank heeft Consument voor het aflopen van de rentevastperiode per 31 juli 2008 een renteherzieningsvoorstel doen toekomen. Consument en zijn partner hebben voor beide leningdelen gekozen voor een 10 jaars vaste rente tegen een rentetarief van 6,4% per jaar.
In het renteherzieningsvoorstel stonden geen risico-opslagen vermeld. Er lag, zo heeft de Bank nadien uiteengezet, echter wel een opslag van 0,4% besloten in de rentepercentages. De geldlening van Consument behoorde in risicocategorie 3 “klanten met een hypothecaire geldlening zonder NHG tussen 67,5% en 90% van de marktwaarde van de woning”.
De hoogte van de geldlening bedroeg op het moment van renteherziening € 264.000,–.

2.4 Op 14 mei 2016 heeft de Bank haar beleid ten aanzien van de opslagen en kortingen gewijzigd. Als gevolg van deze wijziging wordt voor de risicocategorie waarin de geldlening van Consument valt (met zoveel woorden) geen opslag van 0,4% meer toegevoegd aan het rentetarief.

2.5 Consument heeft de Bank op 1 mei 2017 per brief onder meer verzocht om de risico-opslag te verlagen. Consument heeft hierbij een kopie van de huidige WOZ-waarde gevoegd. De Bank heeft de risico-opslag van de geldlening op 2 mei 2017 opnieuw beoordeeld en de risico-opslag met 0,2% verlaagd. De Bank heeft toegelicht dat de opslag ‘geen NHG’ niet verwijderd kan worden gedurende de overeengekomen rentevastperiode.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert € 3.240,– schadevergoeding.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. De Bank heeft haar zorgplicht geschonden door Consument voor de renteherziening in 2008 niet te informeren over een mogelijke aanpassing in de risico-opslag.

Vanwege vervroegde aflossingen en een waardestijging van het onderpand, mocht de Bank vanaf dat moment de opslag niet meer gerechtvaardigd in rekening brengen. Consument baseert zijn schadevergoeding op de vanaf 2008 te veel betaalde rente.

Verweer van de Bank
3.3 De Bank heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• de wijze waarop de Bank de rentetarieven opbouwt, valt binnen haar beleidsvrijheid. Het opslagenbeleid zoals dit voor mei 2014 van kracht was en zoals dit sindsdien van kracht is, is redelijk en gebruikelijk. Zoals voor iedere klant van de Bank met een financiering in de tweede categorie (risico-opslag geen NHG), was tot mei 2014 een opslag van 0,2% op het tarief van toepassing. Deze opslag geldt voor iedere klant van de Bank en de Bank is niet gehouden de renteopslag individueel te wijzigen. Voor rentecontracten die
vóór 19 mei 2014 zijn afgesloten hanteert de Bank het rentetarief zoals dit destijds is afgesproken;
• bij het aanbod uit 2008 is de Bank uitgegaan van de gegevens zoals Consument die in 2003 had aangeleverd. Op het aanbod is vermeld dat Consument voor informatie of vragen contact op kon nemen met de Bank. Consument heeft dit niet gedaan. Op de Bank rust geen verplichting om bij renteherziening uit eigen beweging een inventarisatie uit te voeren teneinde te bezien binnen welke risicocategorie de geldlening zou vallen; de Bank vermeldt tegenwoordig, hoewel hiertoe niet verplicht, in haar renteverlengingsvoorstellen de risico-opslagen die van toepassing zijn;
• er is niet gebleken dat Consument in 2008 in aanmerking zou komen voor een verlaging van de risicocategorie.

4. Beoordeling

4.1 De Commissie stelt vast dat de Bank Consument in 2008 een aanbod heeft gedaan voor een nieuwe rentevastperiode, dat door Consument is aanvaard.
Door acceptatie van het renteherzieningsvoorstel, is tussen partijen een rechtsgeldige overeenkomst tot stand gekomen, zoals bedoeld in artikel 6:217 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW).

4.2 Aan de Commissie ligt de vraag voor of op de Bank een actieve informatieplicht rust
met betrekking tot het aanpassen van de risico-opslag.

4.3 De Commissie oordeelt als volgt. Op grond van vaste rechtspraak, die in vergelijkbare gevallen ook door Kifid wordt gevolgd, is een Bank noch op grond van wettelijke bepalingen, noch op grond van haar zorgplicht gehouden haar klanten op eigen initiatief actief te informeren over de mogelijkheden van het wijzigen van de risico-opslag in verband met vervroegde aflossing dan wel waardestijging van het onderpand. Zie onder andere Geschillencommissie Kifid 5 januari 2017, 2017/018. Van een financieel dienstverlener zoals de Bank kan niet worden verwacht dat zij bij het uitbrengen van een nieuw renteaanbod automatisch controleert of de risico-opslag verwijderd dan wel verlaagd kan worden.

4.4 Voor zover Consument vordert dat het rentetarief op de hypothecaire geldlening wordt aangepast naar de per 19 mei 2014 geldende risico-indeling, overweegt de Commissie als volgt. De Bank is op grond van het per 1 januari 2013 geldende artikel 81a Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen gehouden consumenten met hetzelfde risicoprofiel voor dezelfde rentevastperiode dezelfde rentevergoeding aan te bieden.
Door het rentetarief van de in 2008 overeengekomen geldlening aan te passen naar het
per 19 mei 2014 geldende rentebeleid, zou de Bank in strijd met deze bepaling handelen.
De Bank kan daarom niet voldoen aan deze vordering. De Commissie laat overigens de stelling van de Bank in het midden dat, in dit stadium, zij niet verplicht is in haar renteverlengingsvoorstellen de toegepaste risico-opslagen te vermelden.

4.5 De vordering van Consument wordt, gezien voorgaande overwegingen, afgewezen.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak