Mijn Kifid

Uitspraak 2018-034

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-034
(mr. E.L.A. Van Emden, voorzitter en mr. M.H.P. Leijendekker, secretaris)

Klacht ontvangen op : 8 maart 2017
Ingediend door : Consument
Tegen : Volksbank N.V., h.o.d.n. SNS Bank N.V., gevestigd te Utrecht, verder te noemen de Bank
Datum uitspraak : 15 januari 2018
Aard uitspraak : Niet-bindend advies

Samenvatting

De Bank heeft in het verleden een deel van de restschuld van Consument afgeschreven, nadat zij aan haar betalingsregeling heeft voldaan. De Bank heeft vervolgens de gegevens van Consument geregistreerd bij het CKI. Consument klaagt over deze registratie en meent dat deze in strijd is met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. De Commissie is van oordeel dat dit niet het geval is, wegens – onder meer – het relatief grote bedrag dat de bank heeft moeten afschrijven. Vordering afgewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier;
• het verweerschrift van de Bank;
• de aanvulling op het verweerschrift van de Bank;
• de repliek van Consument;
• de aanvulling op repliek van Consument;
• de dupliek van de Bank;
• de e-mail van 10 augustus 2017 van de Bank waarin staat dat zij opdracht heeft gegeven de BKR-codering te veranderen;
• de e-mail van 21 september 2017, waarin Consument verzoekt tot hervatting van de procedure;
• de e-mail van 27 september 2017 van Consument waarin zij haar klacht herhaalt;
• de e-mail van 21 november 2017 van Consument waarin zij aangeeft niet akkoord te gaan met het door de Bank gedane aanbod; en
• de brief van 29 november 2017 van de Bank waarin zij aangeeft geen schikking met Consument te hebben bereikt.

De Commissie stelt vast dat Consument heeft gekozen voor een niet-bindend advies. De uitspraak is daardoor niet-bindend.

Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 9 november 2017 en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.
2.1 Consument en haar voormalig partner zijn op 12 mei 2006 een overeenkomst tot een hypothecaire geldlening met de Bank overeengekomen. Op deze lening zijn de voorwaarden ‘Algemene Voorwaarden van Geldlening en Hypotheekverlening SNS Bank (particulier) oktober 2005’ van toepassing (de Algemene Voorwaarden). De Algemene Voorwaarden bevatten de volgende relevante bepaling:

“Artikel 21. Meerdere schuldenaren
Bestaat de schuldenaar uit meerdere (rechts)personen, dan zijn deze personen jegens de bank ieder hoofdelijk verbonden voor alle verbintenissen uit hoofde van de geldleningovereenkomst.”

2.2 In 2013 zijn Consument haar toenmalige partner uit elkaar gegaan. Consument heeft de woning waarop het recht van hypotheek was gevestigd, met een restschuld van € 32.159,25 verkocht. Consument kwam vervolgens met haar voormalig partner overeen dat zij de restschuld zouden delen.

2.3 De Bank heeft de gegevens van Consument vervolgens in het register van het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) laten opnemen. In eerste instantie is de codering
HY-2-3-PLA aan Consument toegekend. Deze codering houdt het volgende in: Restschuld Hypotheek – Opeisbare restantvordering – Afboeking (van een bedrag van meer dan €250,-) – Praktisch Laatste Aflosdatum. Deze codering heeft een termijn van vijf jaar.

2.4 Consument heeft op 17 september 2015 voor een bedrag van € 8.000,- tegen finale kwijting een betalingsregeling met de Bank getroffen. Consument heeft dit bedrag ruim binnen de overeengekomen termijnen aan de Bank betaald. De Bank heeft naar aanleiding hiervan het resterende openstaande bedrag van € 11.309,15 als oninbaar afgeboekt.

2.5 Op 10 augustus 2017 heeft de Bank de opdracht gegeven om de gegevens van Consument aan te passen naar: RH-3-PLA. Deze codering betekent: Restschuld Hypotheek – Afboeking (van een bedrag van meer dan €250,-) – Praktisch Laatste Aflosdatum.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert de doorhaling van haar persoonsgegevens uit het CKI.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. De registratie van haar persoonsgegevens is niet rechtens. Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan.
• Zij is geen risicogeval: de registratie van haar persoonsgegevens in het CKI is derhalve niet in lijn met het doel van dat register, te weten het beschermen van de financiële sector en Consument zelf. Consument heeft een vaste aanstelling tegen een nettoloon van € 1.878,- per maand en is financieel stabiel.
• Consument wist niet dat in haar naam geen hypotheek met een Nationale Hypotheek Garantie was afgesloten.
• Voorts heeft Consument er groot belang bij dat zij op dit moment, met de lage rentestand, een huis kan kopen en dat de registratie wordt doorgehaald. Zij woont op dit moment in een huurhuis en kan niet samen met haar nieuwe vriend en kinderen wonen.
• Tussenpersoon heeft laten weten ook met nieuwe codering niet de gewenste hypotheeklening voor Consument te kunnen verkrijgen.

Verweer van de Bank
3.3 De Bank heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

4. Beoordeling

4.1 De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of de Bank gehouden is de registratie van de persoonsgegevens van Consument in het CKI te verwijderen.

4.2 Vooreerst oordeelt de Commissie dat niet is gesteld of gebleken dat het handhaven van deze registratie onderdeel uitmaakte van de op 17 september 2015 tussen Consument en de Bank overeengekomen betalingsregeling. De Commissie gaat daarom over tot een inhoudelijke beoordeling van de CKI-registraties.

4.3 Het Algemeen Reglement Centraal Krediet Informatiesysteem 1 februari 2017 bevat de volgende relevante bepalingen:

Artikel 3
WAAROM VERWERKT BKR PERSOONSGEGEVENS
1. Het doel van BKR is het bevorderen van een maatschappelijk verantwoorde financiële dienstverlening. BKR wil consumenten behoeden voor overkreditering en andere financiële problemen (problematische schuldsituaties). Daarnaast levert BKR voor haar zakelijke klanten een bijdrage aan het beperken van de financiële risico’s bij kredietverlening en aan het voorkomen en bestrijden van misbruik en fraude.

Artikel 14
WANNEER WORDEN DE PERSOONSGEGEVENS VERWIJDERD
10. Het is de zakelijke klant niet toegestaan om een contract, achterstand, herstelcode en/of bijzonderheidscodering uit CKI te verwijderen, tenzij sprake is van:
a) een onterechte registratie
b) een uitspraak van een rechter of een geschillencommissie als de Geschillencommissie BKR of KiFiD, voor zover de uitspraak strekt tot verwijdering van het contract of aanpassing van de achterstand, herstelcode e/of bijzonderheid.

4.4 Het doel van de registratie van de persoonsgegevens van Consument in het CKI is het bevorderen van een maatschappelijk verantwoorde dienstverlening op financieel gebied. Naar consumenten toe vertaald houdt dit in dat zij worden behoed voor overkreditering en andere financiële problemen (Vgl. uitspraak GC 2017-574).

4.5 De registratie van persoonsgegevens en latere handhaving in het CKI van het BKR valt onder de werking van de Wet bescherming persoonsgegevens. Dit houdt in dat bij een dergelijke registratie en ook de handhaving daarvan bij latere wijziging van de omstandigheden, voldaan dient te zijn aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit en wel zo dat de inbreuk op de belangen van de bij de verwerking van de persoonsgegevens betrokkene niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de verwerking te dienen doel (het proportionaliteitsbeginsel) en dat het doel waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt in redelijkheid niet op een andere, voor de bij de verwerking van persoonsgegevens betrokkene minder nadelige wijze kan worden verwezenlijkt (het subsidiariteitsbeginsel). Zie HR 9 september 2011, ECLI:NL:HR: 2011: BQ8097). De Hoge Raad heeft in dit arrest onder rechtsoverweging 3.3 (d en e) overwogen dat bij de te maken afweging de omstandigheden van het geval in aanmerking moeten worden genomen. (Vgl. GC uitspraak 2017-740).

4.6 In dit kader stelt Consument dat de registratie niet proportioneel en niet subsidiair is.
Consument stelt dat zij wordt belemmerd bij het verkrijgen van een hypothecaire financiering voor de aankoop van een woning. Tijdens het de mondelinge behandeling heeft Consument aangegeven op dit moment een woning te huren, maar dat zij wegens ruimtegebrek thans niet bij haar nieuwe vriend en kinderen kan wonen. Als gevolg van de registratie kan Consument geen hypothecaire lening krijgen om een woning mee aan te kopen, waarin zij met haar vriend en kinderen samen in zou kunnen wonen. Consument stelt, zeker na aan haar verplichtingen uit de betalingsregeling te hebben voldaan, geen gevaar meer te vormen voor toekomstige kredietverstrekkers.

4.7 De Commissie heeft begrip voor de moeilijke omstandigheden waarin Consument zich bevindt. Dit neemt echter niet weg dat de Bank wegens tekortkomingen in betalingsverplichtingen door Consument een relatief groot bedrag van € 11.309,15 als oninbaar heeft afgeboekt. Verder merkt de Commissie op dat Consument weliswaar niet over een eigen woonruimte beschikt die aan haar wensen voldoet, maar dat zij wel een woning heeft (vgl. GC uitspraak 2016-542, rov. 4.13). Ook heeft de Bank, na hiertoe goedkeuring van Consument te hebben ontvangen, reeds de opdracht gegeven de codificatie te veranderen naar RH-3-PLA. Dit brengt de Commissie tot de conclusie dat dat de registratie van de persoonsgegevens van Consument niet in strijd is met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. De vordering dient te worden afgewezen.

4.8 Ten overvloede merkt de Commissie op dat de Bank aan Consument een aanbod heeft gedaan om haar een hypothecaire lening te verstrekken waarmee haar restschuld – zijnde een natuurlijke verbintenis – jegens de Bank zou worden afgelost, teneinde tot een mogelijke oplossing voor de problemen van Consument te komen. Consument heeft dit aanbod echter afgewezen, omdat zij, zo begrijpt de Commissie, niet de volledige restschuld van € 11.309,15 aan de Bank wenst te betalen.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

De uitspraak heeft de vorm van een niet-bindend advies. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. U kunt de zaak nog wel aan de rechter voorleggen.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak