Mijn Kifid

Uitspraak 2018-102 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-102
(mr. AM.T. Wigger, voorzitter en mr. Z. Bonoo, secretaris)

Klacht ontvangen op : 3 juli 2017
Ingediend door : Consument
Tegen : Achmea Schadeverzekeringen N.V., handelend onder de naam Interpolis Schade,
gevestigd te Apeldoorn, verder te noemen Verzekeraar
Datum uitspraak : 16 februari 2018
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Consument heeft bij Verzekeraar een motorrijtuigenverzekering afgesloten. In februari 2017 is Consument betrokken geraakt bij een aanrijding met de bestuurder van een andere auto. Consument vordert dat Verzekeraar erkent dat Consument geen schuld heeft aan het schadevoorval en de terugval wat betreft de schadevrije jaren en/of de Bonus/Maluskorting binnen het lopende verzekeringsjaar ongedaan maakt. De Commissie is van oordeel dat Verzekeraar zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat Consument gedeeltelijk aansprakelijk is voor de schade die het gevolg is van de aanrijding. De door de Wederpartij gemaakte fout is niet van dien aard dat daarmee de vergoedingsplicht aan de zijde van Consument geheel kan komen te vervallen. De vordering van Consument wordt afgewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken met daarbij behorende bijlagen:

• het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier;
• de aanvullende stukken van Consument d.d. 6 juli 2017;
• de aanvullende stukken van Consument d.d. 19 september 2017;
• het verweerschrift van Verzekeraar;
• de repliek van Consument;
• de dupliek van Verzekeraar;
• de aanvullende reactie van Consument.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor een bindend advies.

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

2. Feiten

Bij de beoordeling van de klacht gaat de Commissie uit van de volgende feiten.

2.1 Consument heeft bij Verzekeraar een motorrijtuigenverzekering (hierna: de Verzekering) voor zijn personenauto van het merk [merknaam] met kenteken [nummer kenteken] afgesloten. De auto is per 20 januari 2017 verzekerd met een WA en volledig casco dekking.

2.2 Op 14 februari 2017 is Consument betrokken geraakt bij een aanrijding met de bestuurder van een andere auto (hierna: de Wederpartij).

2.3 Consument heeft bij Verzekeraar melding gedaan van de schade.

2.4 Bij brief van 15 februari 2017 heeft Consument Verzekeraar het volgende medegedeeld:

‘‘(…)
Voor de goede orde stuur ik u bijgaand een kopie van het schadeformulier waarvan de schade op 14 februari 2017 telefonisch aan u gemeld werd. Afgesproken werd dat het originele formulier door de schadehersteller aan u verstuurd zal worden en dat op 16 februari 2017 schade-expertise zal plaats vinden bij schadehersteller [naan schadehersteller] te [plaatsnaam].

Verder deel ik u mede dat ik op MIJN INTERPOLIS lees dat de schade door u getypeerd is als ‘‘Aanrijding met tegenpartij’’ door het niet verlenen van voorrang’’.

Bij de telefonische melding is geen sprake geweest van ‘niet verlenen voorrang’, wel van het feit dat tegenpartij zich op de verkeerde weghelft bevond. Verder verwijs ik u naar het schadeformulier, waaruit blijkt dat ik de tegenpartij volledig verantwoordelijk/aansprakelijk acht voor de schade.
(…)’’

2.5 Consument (A) en de Wederpartij (B) hebben een aanrijdingsformulier ingevuld. Op het aanrijdingsformulier van 14 februari 2017 is de volgende situatieschets vermeld:

2.6 Verder heeft Consument op het aanrijdingsformulier het vak 12 (‘ging rechtsaf’) aangekruist. Onderaan het formulier heeft Consument bij punt 14 (‘Mijn opmerkingen’) het volgende vermeld: ‘‘Voertuig B heeft bocht afgesneden.’’ De Wederpartij heeft op het formulier de vakken 13 (‘ging linksaf’), 15 (‘kwam op een rijbaan bestemd voor het tegemoetkomend verkeer’) en 16 (‘kwam van rechts op een kruising’) aangekruist. Consument heeft op de achterzijde van het aanrijdingsformulier de vraag omtrent de
aansprakelijkheid als volgt beantwoord: “tegenpartij, omdat deze al voor de bocht van de as van de weg was en de bocht volledig afsneed; op het moment van de aanraking moet ik vrijwel stil gestaan hebben door te remmen toen ik voertuig op me af zag komen.’’

2.7 Consument heeft bij Verzekeraar drie getuigenverklaringen met situatieschetsen ingediend.

2.8 In de getuigenverklaring van [getuige 1] staat, voor zover relevant, het volgende vermeld:
‘‘(…)
4. Wat heeft u precies gezien?
Partij 2 sneed de bocht naar links af waardoor zij op de weghelft van partij 1 reed > aanrijding.

5. Wie handelde volgens u foutief en waarop baseert u uw mening?
Partij 2 handelde foutief omdat zij op andere weghelft terecht kwam doordat zij de bocht afsneed/te kort nam.

(…)

8. Bij voorrang verlenen (indien van toepassing)
a Indien de aanrijding op een kruising van wegen plaatsvond, wilt u dan aangeven hoeveel meter de partijen de kruising opreden?

Partij 1: beide partijen stonden op kruising
Partij 2:

b) Reed één van de partijen op de weghelft voor het
tegemoetkomende verkeer? Ja

c) Zo ja, welke partij? Partij 2

(…)

(…)’’

2.9 In de getuigenverklaring van [getuige 2] staat, voor zover relevant, het volgende vermeld:

‘‘(…)
9. a) Reed één van de partijen op de weghelft voor het
tegemoetkomende verkeer? Ja
b) Zo ja, welke partij? Partij 2

10. Wie is naar uw mening aansprakelijk en waarom meent u dat?

Partij 2 zat op de verkeerde weghelft (zie tek.)

(…)

(…)’’

2.10 In de getuigenverklaring van [getuige 3] staat, voor zover relevant, het volgende vermeld:
‘‘(…)
9. a) Reed één van de partijen op de weghelft voor het
tegemoetkomende verkeer? Ja
b) Zo ja, welke partij? B

10. Wie is naar uw mening aansprakelijk en waarom meent u dat?

Mevr. Auto B, zij nam de bocht veel te kort.

(…)

(…)’’
2.11 Bij brief van 20 april 2017 heeft Verzekeraar Consument het volgende medegedeeld:

‘‘(…)
Met deze email informeren wij u over de afwikkeling van de schade van 14 februari.

Schulddeling
Op grond van de beschikbare gegevens, schadeformulier en de verklaringen van de getuigen, hebben wij de helft van de schade van de tegenpartij voldaan. U verleende geen of onvoldoende voorrang en de tegenpartij nam de bocht te kort. Beide partijen hebben bijgedragen tot het ontstaan van de aanrijding. De voorrangsplichtige partij mag de voorrangsgerechtigde niet hinderen. Dit betekent dat u het kruisingsvlak dient vrij te houden. De voorrangsgerechtigde heeft in deze situatie ook eigen schuld omdat deze onnodig de bocht afsneed.

U sloot bij uw verzekering een Interpolis No-Claim Garantie® af
Dit betekent dat u uw huidige bonus-malustrede houdt. Voor het komende verzekeringsjaar blijft u op trede 16 staan met een korting van 75%. De schade heeft wel gevolgen voor uw aantal schadevrije jaren.
(…)’’

2.12 Consument heeft bij Verzekeraar een klacht ingediend.

2.13 De uitwisseling van standpunten in de interne klachtprocedure heeft niet geleid tot een oplossing.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert dat Verzekeraar erkent dat Consument geen schuld heeft aan het schadevoorval en de terugval wat betreft de schadevrije jaren en/of de Bonus/Maluskorting binnen het lopende verzekeringsjaar ongedaan maakt.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen:
• Verzekeraar heeft het schadevoorval vóór ontvangst van het schadeformulier reeds getypeerd als ‘geen voorrang verleend’. Ondanks de herhaaldelijk met argumenten voorziene schriftelijke protesten van Consument, is Verzekeraar bij zijn standpunt gebleven. Consument heeft bij Verzekeraar drie getuigenverklaringen met situatieschetsen ingediend. Hieruit blijkt dat de Wederpartij schuldig is.
• Verzekeraar meent dat Consument de van rechts komende partij geen of onvoldoende ongehinderde doorgang heeft verleend. De Wederpartij bevond zich op het moment van het schadevoorval echter volledig op de verkeerde weghelft.

Indien de Wederpartij normaal verkeersgedrag had vertoond, dan had zij haar weg ongehinderd kunnen vervolgen. Consument heeft dit aan de hand van de situatietekeningen duidelijk gemaakt.
• Op basis van de geldende verkeersregels geldt dat op gelijkwaardige kruisingen aan verkeer van rechts voorrang verleend dient te worden door een ongehinderde vrije doorgang te verlenen. Dit betekent per definitie niet dat in alle gevallen dat een tegenpartij van rechts komt, sprake is van geen voorrang verlenen. Verzekeraar baseert zijn standpunt kennelijk niet op de verkeersregels, maar op hetgeen in ‘verzekeringsland’ gebruikelijk is: tegenpartij van rechts, dus geen voorrang verleend.
• Verzekeraar vermeldt dat de Wederpartij ‘gedeeltelijk’ op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer kwam. Dit is een interpretatie van Verzekeraar. In het schadeformulier en de getuigenverklaringen wordt deze term nergens gebruikt. Bij normaal rijgedrag van de Wederpartij, zou Consument haar ongehinderde vrije doorgang hebben verleend. Echter, door het verkeerde rijgedrag heeft de Wederpartij Consument de mogelijkheid ontnomen om haar ongehinderde doorgang te verlenen.
• Verzekeraar stelt ten onrechte dat sprake is van een kruispunt waar twee vrij smalle straten elkaar kruisen. De verbindingswegen hebben een normale breedte van 6,50 meter. De door Verzekeraar aangeleverde foto van het kruispunt geeft een vertekend beeld. De kruising is door de afgeronde hoeken aanzienlijk breder. Ook stelt Verzekeraar ten onrechte dat de voertuigen elkaar aan de zijkant hebben geraakt. Uit de situatieschetsen blijkt dat de voertuigen elkaar aan de linker voorzijde hebben geraakt. Consument verwijst hiertoe naar foto’s van het kruispunt en het voertuig.
• Uit de door Consument ingediende situatieschetsen en het schadeformulier blijkt duidelijk dat de Wederpartij de bocht volledig heeft afgesneden. De rechterzijde van het voertuig van de Wederpartij is ruimschoots binnen het hart van het kruispunt gebleven. Bij correct rijgedrag van de Wederpartij zou de linkerzijde van het voertuig buiten het hart van het kruispunt moeten blijven.

Verweer van Verzekeraar
3.3 Verzekeraar heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

4. Beoordeling

4.1 Ter beoordeling ligt de vraag voor of Verzekeraar zich in redelijkheid op het standpunt
heeft kunnen stellen dat Consument gedeeltelijk aansprakelijk is voor de schade die het gevolg is van de aanrijding op 14 februari 2017. Consument stelt dat dit niet het geval is en voert aan dat de Wederpartij zich op het moment van de aanrijding op de verkeerde weghelft bevond. Verzekeraar stelt daartegenover dat Consument voorrang had moeten verlenen omdat de Wederpartij van rechts kwam op een gelijkwaardig kruispunt.

4.2 Voor het vaststellen van aansprakelijkheid zijn de wettelijke regels in verkeerssituaties
van belang. In artikel 15 lid 1 Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV) is bepaald dat bestuurders op kruispunten voorrang aan voor hen van rechts komende bestuurders verlenen. Vast staat dat de Wederpartij ten opzichte van Consument van rechts kwam. In zoverre had Consument dan ook voorrang aan de Wederpartij moeten verlenen. Voor wat betreft de door de Wederpartij gemaakte fout overweegt de Commissie dat voldoende is komen vast te staan dat deze onvoldoende rechts heeft gereden en de bocht heeft afgesneden. De vraag die vervolgens rijst is of deze fout zo onwaarschijnlijk is dat Consument hier geen rekening mee hoefde te houden. De Commissie beantwoordt deze vraag ontkennend. Gelet op de verkeerssituatie acht de Commissie het niet ondenkbaar dat het verkeer vanuit de weg waar de Wederpartij zich bevond bij het afslaan naar links de bocht minder ruim neemt. Van belang hierbij is dat het betreffende kruispunt geen wegmarkeringen bevat. Het standpunt van Consument dat de Wederpartij de bocht volledig heeft afgesneden, waardoor Consument de mogelijkheid is ontnomen om haar ongehinderde doorgang te verlenen, volgt de Commissie niet. Zoals Verzekeraar terecht stelt zou er sprake zijn van een frontale botsing, indien de Wederpartij zich volledig op de verkeerde weghelft bevond.

4.3 Het voorgaande leidt de Commissie tot de conclusie dat zowel Consument als de
Wederpartij niet vrijuit gaan. De door de Wederpartij gemaakte fout is echter niet van
dien aard dat daarmee de vergoedingsplicht aan de zijde van Consument geheel kan
komen te vervallen. De vordering van Consument wordt afgewezen.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak