Mijn Kifid

Uitspraak 2018-118

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-118
(mr. E.L.A. van Emden, voorzitter en mr. R.P.W. van de Meerakker, secretaris)

Klacht ontvangen op : 3 oktober 2016
Ingediend door : Consument
Tegen : ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen de Bank
Datum uitspraak : 20 februari 2018
Aard uitspraak : Niet-bindend advies

Samenvatting

Consument heeft in het verleden krediet opgenomen bij de Bank. Hij is gestopt met zijn betalingen. Hij verlangt van de Bank afwikkeling van de kredieten, waarbij de uitstaande kredietsom wordt verlaagd met een bedrag gelijk aan de door hem bestede uren aan het dossier tegen zijn uurtarief van € 650,-. De Commissie wijst de vordering af omdat vergoeding van eigen tijd in dit geval niet wordt toegewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken met bijlagen:

• het door Consument ingediende klachtformulier;
• het verweerschrift van de Bank;
• de repliek van Consument;
• de dupliek van de Bank.

De Commissie stelt vast dat Consument heeft gekozen voor een niet-bindend advies. De uitspraak is daardoor niet-bindend.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Consument heeft als expat in Nederland gewerkt en is sinds 1998 klant bij de Bank. Bij de Bank heeft Consument een rekening courant ([X]) krediet van € 35.000,- en een flexibel krediet van € 38.571,32 met nummer [Y] afgesloten.

2.2 Op enig moment zijn betaalachterstanden ontstaan ten aanzien van de kredieten. De Bank heeft op 26 november 2015 aan Consument laten weten dat het rekening courant krediet een overstand kende en de totale debetstand € 41.038,90 bedroeg. Ten aanzien van het afgesloten flexibel krediet heeft de Bank op 3 mei 2016 aan Consument laten weten dat de achterstand in maandbedragen op dat moment was opgelopen tot € 1.530,11.

2.3 De afdeling bijzonder beheer van de Bank heeft vervolgens contact opgenomen met Consument over de achterstanden. Op 13 september 2016 heeft die afdeling aan Consument een voorstel gedaan waarin twee mogelijkheden werden aangegeven ten aanzien van de achterstanden. De eerste mogelijkheid betrof een afkoop van de totale debetstand, waarbij een bedrag van € 86.558,46 door Consument betaald diende te worden. De tweede mogelijkheid betrof consolidatie van beide kredieten in een persoonlijke lening.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert dat het totale krediet wordt geherstructureerd en dat bedrag verminderd wordt met de kosten voor tijd die hij heeft besteed aan de communicatie met de Bank.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. Consument heeft aangegeven dat hij geen inwoner van Nederland is en hij bijzonder veel informatie heeft over het handelen van de Bank, dat hij wil kunnen voorleggen aan de rechter in het land waarin hij woonachtig is. De problemen met de Bank zijn ontstaan toen Consument trachtte zijn adres te wijzigen nadat hij Nederland verliet. Hij heeft geprobeerd het adres te wijzigen naar een postbusadres, maar de Bank blijft haar brieven sturen naar zijn oude adres. Om die reden heeft Consument besloten te stoppen met zijn betalingen. Het enige dat hij nu nog wil is dat de kredieten met de Bank worden afgewikkeld. Vanwege de uitvoerige tijd die hij heeft moeten besteden om met de Bank te communiceren, verlangt Consument dat de uitstaande som wordt verminderd met de door hem aan het dossier gespendeerde uren tegen een uurtarief van € 650,-.

Verweer van de Bank
3.3 De Bank heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

4. Beoordeling

4.1 De Commissie verstaat de vordering van Consument zo, dat deze stelt dat het bedrag dat hij verschuldigd is aan de Bank in de gegeven omstandigheden dient te worden verminderd in verband met door hem zelf aan de klachtprocedure bestede tijd.

4.2 Naar vast oordeel van de Commissie geldt dat vergoeding van eigen tijd in beginsel niet wordt toegewezen (zie GC Kifid 2016-360 en 2017-868). In dat verband is relevant dat niet is gesteld of gebleken dat kosten daarvoor zijn gemaakt of dat Consument door het besteden van die tijd inkomen is misgelopen.

4.3 Nu er geen grond bestaat de vordering die de Bank op Consument heeft te verminderen en de rechtmatigheid van de vordering verder niet door Consument betwist wordt, concludeert de Commissie dat de vordering dient te worden afgewezen.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

De uitspraak heeft de vorm van een niet-bindend advies. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. U kunt de zaak nog wel aan de rechter voorleggen.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak