Mijn Kifid

Uitspraak 2018-132

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-132
(mr. drs. S.F. van Merwijk, voorzitter, mr. M.C.M. van Dijk, mr. B.F. Keulen, leden en mr. D.P. van Strien, secretaris)

Klacht ontvangen op : 2 maart 2017
Ingediend door : Consument
Tegen : Westland Verzekeringen, gevestigd te Huizen, verder te noemen Tussenpersoon
Datum uitspraak : 23 februari 2018
Aard uitspraak : Niet-bindend advies

Samenvatting

De beleggingsverzekeringen van Consument zijn in 2006 aangepast om de kosten en premies zoveel mogelijk te verlagen, zodat de (tot dan toe achterblijvende) rendementen zouden kunnen worden vergroot. Het advies de premies om deze reden aan te passen is geen advies dat niet door een redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur gegeven had mogen worden. Consument is adequaat geïnformeerd over de verschillende overlijdensrisicodekkingen die tot de mogelijkheden behoorden en heeft na aanpassing van de verzekering aan de hand van het polisblad na kunnen gaan voor welke overlijdensrisicodekking hij had gekozen. Indien dit niet de juiste dekking was geweest, dan had het op de weg van Consument gelegen om hierover contact op te nemen met Tussenpersoon. Tussenpersoon heeft Consument in 2016 geadviseerd om niets te doen. Consument heeft niet onderbouwd waarom dit advies, mede in combinatie met het in de e-mail van 9 december 2016 onverwijld gegeven advies: “om voor dit aanvullende gat een tijdelijke risicoverzekering te sluiten”, geen advies is dat door een redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur niet gegeven had kunnen worden, terwijl het door Consument aangedragen alternatief evenzeer beleggingsrisico’s met zich brengt.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken met de daarbij behorende bijlagen:

• de klachtbrief van Consument;
• het verweerschrift van Tussenpersoon;
• de reactie van Consument op het verweerschrift; en
• de dupliek van Tussenpersoon.

De Commissie heeft vastgesteld dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak zal daarom op grond van de stukken worden beslist.

De Commissie stelt vast dat Consument heeft gekozen voor een niet-bindend advies. De uitspraak is daardoor niet-bindend.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.
2.1 Consument houdt bij Nationale Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V. (hierna: ‘Verzekeraar’) twee beleggingsverzekeringen aan, met polisnummers [Nummer 1] en [Nummer 2]. Deze zijn afgesloten na bemiddeling door Brinckstaete Adviesgroep.

2.2 De verzekering met polisnummer [Nummer 2] is een voortzetting van de verzekering met polisnummer [Nummer 3]. Deze verzekering heeft als ingangsdatum 25 februari 1999. De uitkering bij (voor)overlijden bedroeg aanvankelijk fl. 299.000 (€ 135.680), of indien 110% van de waarde van de uitstaande participaties een hoger bedrag is, dit hogere bedrag. De verzekering met polisnummer [Nummer 2] is vervolgens ingegaan op 25 februari 2006 en kent een uitkering bij overlijden van 90% van de waarde van de uitstaande participaties of, indien dit bedrag lager is, de som van de betaalde premies.

2.3 De verzekering met polisnummer [Nummer 1] kent eveneens 25 februari 1999 als ingangsdatum. De uitkering bij (voor)overlijden bedraagt de som van de betaalde premies. Indien 110% van de participatiewaarde van de verzekering een hoger bedrag is, dan wordt dit hogere bedrag uitgekeerd. Deze verzekering is premievrij gemaakt.

2.4 Bij brief van 25 april 2005 bericht Verzekeraar Consument over zijn verzekeringen. Verzekeraar legt hem onder meer de werking van de overlijdensrisicoverzekeringen uit. Daarbij bericht Verzekeraar Consument dat hij de premie voor de verzekering met polisnummer [Nummer 3] kan verlagen door de overlijdensrisicoverzekering te wijzigen. Aan Consument wordt de mogelijkheid voorgelegd om te kiezen voor de uitkering ter hoogte van de betaalde premies of, indien dit bedrag lager is, 90% van de fondswaarde van de verzekering. Verzekeraar informeert Consument dat bij deze dekking het uit te keren bedrag bij overlijden altijd lager is dan de fondswaarde van de verzekering, zodat in plaats van onttrekking van de risicopremie, participaties worden toegevoegd. Verzekeraar bericht Consument voorts dat hij op verzoek van Consument de verzekeringen heeft ondergebracht bij Tussenpersoon.

2.5 Bij brief van 26 september 2006 doet Verzekeraar Tussenpersoon een aantal opgaven voor mogelijke wijzigingen van de verzekeringen van Consument. Het gaat om:
“- opgave mogelijke opbrengst bij verlaging van de premie en handhaving van de huidige verzekerde uitkering bij overlijden
– opgave mogelijke opbrengst bij verlaging van de premie en wijziging van de verzekerde uitkering bij overlijden in restitutie van de premies of, indien hoger, 110% van de fondswaarde
– opgave mogelijke opbrengst bij verlaging van de premie en wijziging van de verzekerde uitkering bij overlijden in restitutie van de premies of, indien lager, 90% van de fondswaarde
(…)”

2.6 Bij brief van 24 juni 2008 heeft Verzekeraar Consument voorgelicht over de werking van zijn verzekering met polisnummer [Nummer 1]. Verzekeraar schrijft onder meer:
“Via onze website ontvingen wij u bericht van 16 juni 2008. U vraagt ons naar de hoogte van de overlijdensuitkering en de premie voor de overlijdensrisicodekking. U overweegt de overlijdensrisicopremie stop te zetten.
(…)

Bij dit soort levensverzekeringen moet er wettelijk gezien altijd sprake zijn van een uitkering bij overlijden. Het is daarom niet mogelijk om de overlijdensdekking en daarmee de overlijdensrisicopremie te laten vervallen Wel kunt u de overlijdensdekking wijzigen in een zogenaamde 90%-dekking. Bij deze uitkering is de uitkering bij overlijden (…) gelijk aan 90% van de fondsaarde of – indien lager – de som van de betaalde premies. Dit betekent dat de uitkering bij overlijden altijd lager is dan de fondswaarde. Daarom wordt bij deze dekking de risicopremie elke maand aan de waarde van de voor u uitstaande participaties toegevoegd. Als u tot deze wijziging wenst over te gaan, ontvangen wij graag een door u ondertekend verzoek.”

2.7 Bij brief van 6 december 2016 heeft Verzekeraar Consument over de overlijdensuitkeringen van beide beleggingsverzekeringen geformeerd.

2.8 Bij e-mail van 9 december 2016 heeft Tussenpersoon Consument onder meer geschreven:
“(…)

Mijn excuses, maar bij nogmaals nalezen van de tekst in de brief van [Verzekeraar]
dd. 6 december 2016 en de polis, blijkt de weergave in de brief van [Verzekeraar] toch in overeenstemming te zijn met de polis. De uitkering bij overlijden is dan € 30.097,56. Dit betekent dat uw echtgenote meer risico loopt bij uw overlijden dan in eerste instantie begroot. Daarom raad ik u aan om voor dit aanvullende gat een tijdelijke risicoverzekering te sluiten.

Uw klacht over het slechte rendement van de gekozen fondsen kan ook ik niet herleiden. De recessie en de staat van de economie zijn daar deels de oorzaak van. Aangeclipt de fondsinformatie over de twee door u gekozen fondsen. U heeft in het verleden jaarlijks informatie ontvangen van [Verzekeraar] over deze fondsen.

Beide fondsen voldoen aan het door u gehanteerd risicobeleid van defensief beleggen. Een hoger rendement kunt u alleen behalen door voor meer riskante fondsen te kiezen. Voor meer informatie zie www.nn.nl., fondsen en koersen. De bijlagen heb ik ook van deze website geplukt.

Behalve rendement speelt bij een switch ook de koers van het fonds een rol. Een fonds met een laag rendement zal ook een lagere koers hebben en vice versa. Met andere worden u verkoop fracties tegen een lage koers en koopt fracties tegen een hoge koers terug. Per saldo vindt er dan kapitaalsvernietiging plaats, waar dan nog de vraag is of het hogere rendement dit zal corrigeren.

Samen met u betreur ik het dat deze polis minder oplevert dan hetgeen bij het afsluiten aan u is voorgespiegeld door uw vorige adviseur. Een passende oplossing is er m.i. dan ook niet. Het enige dat ik u kan aanraden is de hypotheek zoveel mogelijk af te lossen, dan wel in overweging te nemen te verhuizen naar een goedkopere woning. Deze polis af te kopen en voor een andere wijze van financieren te kiezen. Ik begrijp dat dit niet beantwoord aan uw wenst tot herstel van uw ‘verdampte’ kapitaal, maar ik zie helaas geen andere oplossingen.
(…)”

2.9 Bij e-mail van 31 januari 2017 heeft Tussenpersoon Consument onder meer geschreven:
“(…)
Uw klacht dat u geen juiste risicoverzekering heeft, kan ik niet terugvinden in het dossier.
Uitgebreid zijn met onze medewerker, de heer [Naam medewerker], destijds de offertes voor de te wijzigen polis besproken en aangepast. Met ons begeleidend schrijven van 30 oktober 2006 is u de gewijzigde polis toegezonden. Wij hebben destijds of in de jaren daarna niet van u vernomen dat de polis niet correct was opgemaakt. Het is duidelijk dat een andere, betere risicodekking, premie onttrekt aan uw inleg met als gevolg een lagere opbouw van het kapitaal. Mogelijk dat dit uw insteek destijds was.

U heeft regelmatig beleggingsoverzichten van [Verzekeraar] ontvangen over de waarde-opbouw. Door de tegenvallende resultaten in het verleden is een groot deel van uw inleg verdampt. Zoals u bekend en u meerdere malen meegedeeld, is dit gat alleen te repareren door extra inleg van premie. U heeft voor de te hoge kostenonttrekking in het verleden in 2014 een vergoeding ontvangen van € 11.000,00 van [Verzekeraar] en deze is tegen finale kwijting toegevoegd aan de waarde van polisnummer [Nummer 2]. Ook hiervan heeft u op 8 juli 2014 de participatiestanden en koersen in een overzicht ontvangen. Ook de bedragen in de ‘Tegemoetkomingsregeling’ zijn aan de polis toegevoegd, respectievelijk aan u uitgekeerd.

U heeft recht op hersteladvies, in dat kader zijn ook alle opties door ons met u in het verleden besproken. Onder andere switchen van fondsen, afkoop, verlengen, aanpassen risicodekking enz. Ons advies is altijd geweest een grotere inleg door u te genereren. Wij zien geen verdere opties om het geleden verlies op te lossen voor u. Ongewijzigde voortzetting was voor u in het verleden de beste oplossing, maar dit is geen garantie voor de toekomst. U heeft in het verleden bewust gekozen voor beleggen in deze polissen op advies van een andere adviseur; het risico van beleggen is uit de aard der zaak volledig voor de verzekeringsnemer. Teleurstellende beleggingsresultaten kunnen met een hersteladvies niet worden goedgemaakt. Het risico van beleggen kunt u niet afwentelen op [Verzekeraar] of ons kantoor.
(…)”

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert een schadevergoeding van € 93.200, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 28 februari 1999.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. Tussenpersoon is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van zijn verbintenissen uit de met Consument gesloten overeenkomst, en heeft de jegens Consument in acht te nemen zorgplicht geschonden. Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan.
• De bij de beleggingsverzekeringen afgesloten overlijdensrisicoverzekeringen waren bedoeld om de hypotheek af te lossen. Met Tussenpersoon is afgesproken dat het verschil tussen de poliswaarde en de hypotheek verzekerd moest zijn. Dit is niet het geval. De premie is zonder enig overleg als een soort verkapte inleg gebruikt en niet voor het verschil tussen de waarde van de verzekering en de hoogte van de hypotheek. De voorwaarde bij overlijden van de verzekering met polisnummer [Nummer 2] moest zijn 90% van de opgebouwde waarde of 110% van de ingelegde premie, net zoals voor de verzekering met polisnummer [Nummer 1] is afgesproken.
• In 2006 zijn geen verzekeringen samengevoegd, zoals Tussenpersoon stelt. Er is één verzekering premievrij gemaakt en één verzekering afgekocht. De verzekering waarmee het huis moest worden afgelost, is in premie verlaagd. Ook is de overlijdensrisicoverzekering verlaagd om kosten te besparen. Dit is echter op onjuiste wijze gedaan. Consument vermoedt dat dit is gedaan omdat anders zou zijn gebleken dat door de hoge kosten van de verzekering en de overlijdensrisicoverzekering niets meer belegd zou worden. Bij de premievrij gemaakte verzekering was geen overlijdensrisicoverzekering nodig.
• Consument heeft Tussenpersoon gevraagd om een hersteladvies. Tussenpersoon heeft geadviseerd om niets te doen. Dit is een slecht advies gebleken. Consument had het advies moeten krijgen dat de overlijdensrisicoverzekering niet aan de vraag voldeed en dat een beleggingsverzekering eigen woning een goedkopere en betere optie geweest was. Tussenpersoon heeft eveneens geadviseerd goedkoper te gaan wonen, maar Consument heeft reeds een hypotheek van slechts € 120.000.
• Het werd Consument pas aan de hand van de brief van Verzekeraar van 6 december 2016 duidelijk wat de uitkering is bij overlijden en dat ook de door Verzekeraar betaalde vergoeding van € 11.000 niet bij zijn overlijden aan zijn vrouw ten goede zal komen. Het compensatiebedrag van € 59,47 is evenmin bij de ingelegde premies opgeteld. Ten onrechte, aldus Consument. Consument krijgt geen antwoord op zijn vragen hierover en over de overlijdensrisicoverzekeringen.
• Verzekeraar en Tussenpersoon spelen onder één hoedje, waardoor Consument het nakijken heeft. Dat Tussenpersoon geen afsluitprovisie heeft ontvangen is waarschijnlijk de reden dat niet actief naar een oplossing voor Consument is gezocht.
• De adviezen in 2006 waren geen hersteladviezen. Er is enkel gekeken hoe de kosten verlaagd konden worden met behoud van afbetaling van de woning bij overlijden. Bovendien had Consument toen nog geen overzicht van de kosten ontvangen, deze heeft hij pas bij de jaaropgaaf van 2008 ontvangen.
• Bij redelijke kosten, het niet in één keer afrekenen van de provisie van de eerste adviseur maar spreiden over de gehele looptijd, een hoge overlijdensrisicopremie bij aanvang, hadden de verzekeringen minstens voldoende moeten zijn om de woning af te kunnen lossen.
• Consument wenst niet het herstel van het verloren kapitaal, terwijl er reeds een compensatie is uitgekeerd. Consument klaagt erover dat de compensatie niet aan zijn vrouw te goede komt bij zijn overlijden.

Verweer Tussenpersoon
3.3 Tussenpersoon heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• Consument heeft in het verleden via een ander intermediair drie beleggingsverzekeringen bij Verzekeraar afgesloten. Deze andere intermediair is failliet gegaan en op verzoek van Consument zijn de verzekeringen kosteloos overgevoerd naar het agentschap van Tussenpersoon. Tussenpersoon heeft geen afsluitprovisie ontvangen of kosten in rekening gebracht.
• Als gevolg van de recessie en de beleggingskeuze van Consument was in 2006 al het merendeel van de inleg verdampt. Om tot een beter rendement te komen, zijn in overleg met Consument maatregelen genomen, zoals het samenvoegen van drie polissen tot twee en het zoveel mogelijk verwijderen van de aanvullende dekkingen zoals de risicodekking.

Consument heeft in 2006 de offerte van Verzekeraar ondertekend en de nieuwe polisbladen zonder enige bemerking ontvangen en goedgekeurd. In de bijlagen van de brief van Verzekeraar van 26 september 2006 worden de mogelijke opbrengsten bij overlijden vermeld.
• In december 2016 heeft Consument zich met een aantal vragen tot Verzekeraar gewend, onder meer over de overlijdensrisicodekking. Verzekeraar heeft de vragen uitgebreid beantwoord. Tussenpersoon is met zijn e-mails van 9 december 2016, 31 januari 2017 en
2 februari 2017 op de verder door Consument gestelde vragen ingegaan.
• Consument is bij het samenvoegen van de verzekeringen uitgebreid geïnformeerd en bij het aangaan van de wijziging heeft hij het aanvraagformulier persoonlijk ondertekend. Hij heeft van Verzekeraar in 2006 een polis ontvangen en hij heeft jaarlijks beleggingsoverzichten ontvangen. Vanaf 2008 heeft hij ook jaarlijks waarde-overzichten (model III) ontvangen. Zo is hij jaarlijks geïnformeerd over de ontwikkeling van zijn verzekering. Bij het wijzigen van de verzekering hebben Tussenpersoon en Verzekeraar voldaan aan alle wet- en regelgeving over de informatieverstrekking inzake de aard, werking en risico’s van het product. Het is niet reëel om na elf jaar één van de diverse oude offertes te presenteren als het door Consument gekozen exemplaar.
• Consument heeft hersteladvies ontvangen. De acties die in 2006 zijn genomen, zijn verricht in het kader van hersteladvies. Tussenpersoon geeft in de e-mail van 9 december 2016 het advies extra af te lossen op de hypotheek of om naar een goedkopere woning met lagere lasten te verhuizen. Tussenpersoon ziet geen mogelijkheden het verloren kapitaal van Consument te herstellen. Ook niets doen is een advies. De door Consument aangevoerde alternatieven vormen voor hem geen oplossing, omdat hij hiermee het verdampte beleggingskapitaal evenmin terug kan ontvangen. Er is slechts een theoretische kans op een iets beter rendement. Bij een dergelijk product zit geen overlijdensrisicodekking en het beleggingsrisico blijft bestaan.

4. Beoordeling

4.1 De klacht van Consument komt er in het kort op neer dat hij bij het aangaan van de beleggingsverzekeringen, bij het aanpassen van zijn verzekeringen in 2006 en nadat hij vragen heeft gesteld over de werking van de verzekeringen en de daaraan verbonden overlijdensrisicodekking in 2016, op onjuiste wijze door Tussenpersoon is geadviseerd en bijgestaan. Als gevolg daarvan zou Consument thans geen adequate overlijdensrisicodekking hebben. Dit laatste verwijt heeft met name betrekking op de beleggingsverzekering met polisnummer [Nummer 2].

4.2 De Commissie stelt allereerst vast dat Tussenpersoon, blijkens de brief van Verzekeraar van 25 april 2005, in 2005 als intermediair bij de verzekeringen van Consument betrokken is geraakt na het faillissement van de vorige tussenpersoon. Ten aanzien van de initiële advisering in 1999 kan Consument Tussenpersoon daarom niet aansprakelijk houden.

4.3 Consument vordert een schadevergoeding van € 93.200. Hij maakt echter niet inzichtelijk dat, waarom en in welke mate de door hem geleden schade het gevolg zou zijn geweest van enige tekortkoming van Tussenpersoon, zodat de vordering reeds om die reden niet kan worden toegewezen. Daar komt bij dat niet vast is komen te staan dat Tussenpersoon daadwerkelijk enig verwijt kan worden gemaakt.

4.4 Tussenpersoon is als assurantietussenpersoon op grond van artikel 7:401 van het Burgerlijk Wetboek (‘BW’) tegenover zijn opdrachtgever (Consument) gehouden om bij zijn werkzaamheden de zorg te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend assurantietussenpersoon verwacht mag worden. Het is zijn taak te waken voor de belangen van de verzekeringnemers bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen
(zie o.a. HR 10 januari 2003, NJ 2003, 375, r.o. 3.4.1). De aard en omvang van deze zorgplicht is in de jurisprudentie verder ingevuld en is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van de vraag of Tussenpersoon aan zijn zorgplicht heeft voldaan, geldt als uitgangspunt dat van een redelijk handelend en redelijk bekwaam tussenpersoon mag worden verwacht dat hij beschikt over de nodige deskundigheid en vakkennis, dat hij de financiële belangen van zijn cliënten naar beste weten en kunnen behartigt en dat hij zorgvuldigheid betracht in de advisering. Ook geldt dat Tussenpersoon Consument zodanig moet informeren over de aard en de inhoud van het product, dat Consument voor het sluiten van de overeenkomst een weloverwogen beslissing kan nemen. Zie GC Kifid 16 januari 2016, GC 2017-631.

4.5 Consument stelt dat bij de wijziging van de beleggingsverzekeringen in 2006 gekozen had moeten worden voor een vergelijkbare dekking als de verzekering met polisnummer [Nummer 1]: 90% van de opgebouwde waarde of 110% van de ingelegde premie. De verzekering met polisnummer [Nummer 1] kent echter een overlijdensrisicodekking van de som van de betaalde premies of van 110% van de opgebouwde waarde, indien dit een hoger bedrag is. De Commissie zal ervan uitgaan dat Consument deze overlijdensrisicodekking bedoelt.

4.6 De beleggingsverzekeringen van Consument zijn in 2006 door tussenkomst van Tussenpersoon aangepast om de kosten en premies binnen deze verzekeringen zoveel mogelijk te verlagen, zodat de (tot dan toe achterblijvende) rendementen zouden kunnen worden vergroot. Naar het oordeel van de Commissie is het advies de premies om deze reden aan te passen geen advies dat niet door een redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur gegeven had mogen worden. Blijkens de brieven van 25 april 2005 en van
26 september 2006 van Nationale Nederlanden is Consument adequaat geïnformeerd over de verschillende overlijdensrisicodekkingen die voor de verzekering met polisnummer [Nummer 2] (aanvankelijk polisnummer [nummer 4]) tot de mogelijkheden behoorden. Blijkens de brief van 26 september 2006 heeft Tussenpersoon ten behoeve van de wijziging van de verzekering een opgave ontvangen van de mogelijke opbrengst van de verzekering bij verlaging van de premie en (i) wijziging van de verzekerde uitkering bij overlijden in restitutie van de premies of, indien hoger, 110% van de fondswaarde en (ii) wijziging van de verzekerde uitkering bij overlijden in restitutie van de premies of, indien lager, 90% van de fondswaarde.

Niet is gesteld of gebleken dat Tussenpersoon deze gegevens niet met Consument heeft gedeeld, zodat de Commissie ervan uit zal gaan dat Consument van de opgave kennis heeft genomen. Consument heeft verder na aanpassing van de verzekering aan de hand van het polisblad van 16 oktober 2006 na kunnen gaan voor welke overlijdensrisicodekking hij had gekozen. Indien dit niet de juiste overlijdensrisicodekking was geweest, dan had het op de weg van Consument gelegen om, eventueel na ontvangst en controle van het polisblad, hierover contact op te nemen met Tussenpersoon.

4.7 Voor zover Consument bedoelt te stellen dat voor de verzekering met polisnummer [Nummer 1] eveneens een onjuiste overlijdensrisicodekking is gekozen, geldt dat Consument in 2008 bij Verzekeraar informatie over de overlijdensrisicodekking heeft opgevraagd. Verzekeraar heeft hem bij brief van 24 juni 2008 geïnformeerd over de overlijdensrisicodekking en ook over de mogelijkheid deze zodanig te verlagen, dat maandelijks een klein bedrag aan overlijdensrisicopremie zou worden bijgeschreven bij de waarde van de uitstaande participaties. Het had na ontvangst van deze brief op de weg van Consument gelegen om deze wijziging te verzoeken, indien hij deze wenste.

4.8 Consument is verder van oordeel dat het advies dat Tussenpersoon hem in 2016 heeft gegeven, een slecht advies is. Tussenpersoon heeft geadviseerd om niets te doen, maar hij had moeten adviseren dat de overlijdensrisicoverzekering niet voldeed en Consument eveneens moeten adviseren een beleggingsverzekering eigen woning aan te gaan, aldus Consument. Consument heeft evenwel niet onderbouwd waarom het advies van Tussenpersoon, mede in combinatie met het in de e-mail van 9 december 2016 onverwijld door Tussenpersoon gegeven advies: “om voor dit aanvullende gat een tijdelijke risicoverzekering te sluiten”, geen advies is dat door een redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur niet gegeven had kunnen worden, terwijl het door Consument aangedragen alternatief, het aangaan van een beleggingsverzekering eigen woning, evenzeer beleggingsrisico’s met zich brengt.

4.9 Ten aanzien van de klacht van Consument dat de door Verzekeraar betaalde vergoeding van € 11.000 in 2013 niet bij zijn overlijden aan zijn echtgenote ten goede zal komen, net zomin als het door Verzekeraar betaalde compensatiebedrag van € 59,47, ziet de Commissie niet in hoe dat aan Tussenpersoon zou kunnen worden verweten. Consument maakt dat niet inzichtelijk.

4.10 De conclusie is dat niet is komen vast te staan dat Tussenpersoon toerekenbaar is tekortgeschoten of de jegens Consument in acht te nemen zorgplicht heeft geschonden. De Commissie wijst de vordering van Consument daarom af.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

De uitspraak heeft de vorm van een niet-bindend advies. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. U kunt de zaak nog wel aan de rechter voorleggen.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak