Mijn Kifid

Uitspraak 2018-365

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-365
(prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. D.W.Y. Sie, secretaris)

Klacht ontvangen op : 8 november 2016
Ingediend door : Consument
Tegen : Patrick Deckers Assurantiën en Hypotheken B.V., gevestigd te Eindhoven, verder te
noemen “de Tussenpersoon”
Datum uitspraak : 13 juni 2018
Aard uitspraak : Niet-bindend advies

Samenvatting

Consument heeft samen met haar partner in 2007 op advies en bemiddeling van de Tussenpersoon een zogeheten ‘Vermogensbeheer Hypotheek’ gesloten met daaraan gekoppeld een effectenrekening met de naam ‘Expertfund’ bij de WestlandUtrecht Bank. Nationale-Nederlanden beheerde daarbij de beleggingen van Consument in de Expertfund. Consument klaagt dat het beoogde beleggingsbedrag van € 84.474,40 niet behaald is, in tegenstelling tot hetgeen in de offerte bij het sluiten van de hypothecaire geldlening was opgenomen. De Tussenpersoon heeft daarom met de hypotheekofferte van 2007 ten onrechte een te gunstige verwachting bij Consument gewekt. De Tussenpersoon heeft Consument en haar partner voorzien van onvolledig advies en beschikte bovendien niet over de juiste vergunning om een dergelijk risicovol product te mogen adviseren. De Commissie heeft opgemerkt dat de Tussenpersoon een eerder gewezen uitspraak van Kifid in de klacht van de partner van Consument (GC KIFID 2016-208) heeft aangehaald. Deze uitspraak bevat gelijke feiten en grondslagen, waardoor de klacht van Consument niet voor behandeling in aanmerking kan komen op grond van artikel 9.2 sub a van het reglement. De Commissie stelt vast dat Kifid de klacht niet kan behandelen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken met de daarbij behorende bijlagen:

· de klachtbrief van de gemachtigde van Consument;
· het verweerschrift van de Tussenpersoon;
· het e-mailbericht van Consument van 17 januari 2018.

De Commissie stelt vast dat de Tussenpersoon heeft gekozen voor een niet-bindend advies. De uitspraak is daardoor niet-bindend.

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.
2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1. In januari 2007 heeft Consument met haar partner op advies en bemiddeling van de Tussenpersoon een zogeheten ‘Vermogensbeheer Hypotheek’ (hierna: ‘de hypothecaire geldlening’) gesloten voor een bedrag van € 435.000,- voor de aankoop van een woning met een koopsom van € 416.000,-.

2.2. Aan de hypothecaire geldlening is een effectenrekening genaamd ‘Expertfund’ met rekeningnummer [nummer] gekoppeld, waarvoor Consument met Nationale-Nederlanden Bank N.V. (voorheen: ‘WestlandUtrecht Effectenbank N.V.’, hierna: ‘Nationale-Nederlanden’) een vermogensbeheerrelatie is aangegaan. De partner van Consument heeft bij aanvang van de hypothecaire geldlening een totaalbedrag van € 50.000,- uit eigen middelen gestort op de effectenrekening. Daarbij is overeengekomen dat maandelijks een bedrag van € 1.613,13 op de effectenrekening zou worden ingelegd.

2.3. Op 31 mei 2016 heeft Nationale-Nederlanden een brief gestuurd aan Consument die voor zover relevant als volgt luidt:
“U heeft aangegeven dat u niet akkoord bent met de omzetting naar Beheerd Beleggen. Wij hebben u verteld dat u dan bij ons niet langer terecht kunt voor de opbouw van uw vermogen voor de aflossing van uw hypotheek. Met deze brief beëindigen wij onze beleggingsdienstverlening aan u.
(…)
Zoals wij u eerder hebben laten weten, beëindigen wij dan ook per 16 juni 2016 onze beleggingsdienstverlening voor uw Expertfund rekening [nummer] aan u.”

2.4. Op 7 juli 2016 heeft de partner van Consument een e-mailbericht aan WestlandUtrecht Bank en Nationale-Nederlanden gestuurd, die voor zover relevant als volgt luidt:
“Het is vandaag 7 juli en ik heb van NN tot 8 Juli gekregen. Al lijkt het erop dat WU en ik nog in gesprek zijn, we hebben nog steeds geen passende oplossing kunnen vinden.

Daarom wil ik bij deze aankondigen dat ik een nieuwe klacht zal indienen.

Tevens wil ik ter verduidelijking nogmaals aangeven dat ik (vooralsnog) NIET wil dat mijn belegging wordt beëindigd (omdat ik in 2007 bewust het beheer aan professionals uit handen heb gegeven en ik zelf de gevolgen van er nu ineens uitstappen niet kan overzien).”

2.5. Op 8 januari 2017 heeft de Tussenpersoon per brief gereageerd op de klacht van Consument. In de brief stelt de Tussenpersoon met name dat Consument
niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in haar klacht.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1. Consument vordert voortzetting van de hypothecaire geldlening en de gekoppelde effectenrekening met het in 2016 beoogde beleggingsbedrag van € 84.474,40 en vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2. Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen.
· Op basis van het advies van de Tussenpersoon heeft Consument samen partner de hypotheekofferte ondertekend. Consument en haar partner zijn leken op het gebied van beleggingen. Consument en haar partner hebben daarom het vermogensbeheer bewust uit handen gegeven aan professionals. De Tussenpersoon heeft het beleggingsprofiel van Consument en haar partner pas ná ondertekening van de hypotheekofferte bepaald. De Tussenpersoon is bij het bepalen hiervan niet ingegaan op het verhoogde risico van eenmalige hoge inleg ten opzichte van de periodieke inleg. De Tussenpersoon heeft Consument en haar partner voorzien van onvolledig advies en beschikte bovendien niet over de vereiste vergunning om dergelijk advies te mogen geven.
· Onder meer op basis van de geschetste waardeontwikkeling van de effectenrekening in de hypotheekofferte van 4 januari 2007 heeft Consument samen met haar partner de hypotheekofferte getekend. Na een derde van de looptijd blijkt echter dat de beoogde waardeontwikkeling van de effectenrekening niet correspondeert met de gerealiseerde waardeontwikkeling. De Tussenpersoon heeft hiermee ten onrechte de verwachting bij Consument gewekt dat het bedrag op de effectenrekening een gunstige(re) waardeontwikkeling zou verkrijgen dan in realiteit heeft plaatsgevonden.

Verweer van de Tussenpersoon
3.3. De Tussenpersoon heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

4. Beoordeling

4.1. Voordat de vordering van Consument inhoudelijk wordt beoordeeld, dient te worden nagegaan aan de hand van het op deze zaak toepasselijk reglement (het Reglement Ombudsman en Geschillencommissie Financiële Dienstverlening (geldig tot 1 april 2017), hierna: ‘het Reglement’) of deze procedure in aanmerking komt voor behandeling door de Commissie. Reden daarvoor is dat de Commissie op grond van artikel 9.2 sub a van het Reglement geen klachten kan behandelen die al eerder zijn behandeld door de Geschillencommissie. De Tussenpersoon heeft in zijn verweer opgenomen dat sprake is van een eerder gewezen uitspraak van de partner van Consument tegen de Tussenpersoon. Ter beoordeling van de behandelbaarheid van de klacht van Consument, op basis van deze eerdere uitspraak in samenhang met de aangevoerde feiten en omstandigheden door Consument in deze zaak, overweegt de Commissie als volgt.

4.2. De Commissie stelt allereerst vast dat Consument en haar partner tezamen in 2007 de hypothecaire geldlening en de daaraan gekoppelde effectenrekening met rekeningnummer [nummer] in kwestie zijn aangegaan. Naar aanleiding van de beslissing in de brief van
31 mei 2016 van Nationale-Nederlanden om de effectenrekening te beëindigen dan wel de beleggingsdienstverlening te wijzigen is door Consument een klachtprocedure gestart tegen de betrokken financiële dienstverleners. Consument en haar partner zijn niet ingegaan op de aangeboden voorstellen van de Bank. Daarentegen heeft Consument de instandhouding gevorderd van de hypothecaire geldlening en de daaraan gekoppelde effectenrekening met een startsaldo ter hoogte van de beoogde waardeontwikkeling per 2016, te weten € 84.474,40. Eveneens heeft Consument vergoeding gevorderd van de kosten van rechtsbijstand op basis van no cure no pay.

4.3. De kern van de klacht van Consument ziet op het gegeven advies van de Tussenpersoon. Consument heeft gesteld dat de Tussenpersoon niet over de vereiste vergunning zou beschikken om het advies, dat niet-passend en onvolledig is, te geven. Eveneens klaagt Consument over de niet gerealiseerde waardeontwikkeling van het bedrag op de effectenrekening en schending van de zorgplicht. Hiertoe overweegt de Commissie dat de partner van Consument op 29 december 2014 een klacht heeft gediend tegen dezelfde tussenpersoon over gelijke feiten, namelijk dezelfde hypothecaire geldlening en dezelfde effectenrekening. De eerdere klacht van de partner van Consument tegen de Tussenpersoon heeft geleid tot een uitspraak die te vinden is onder GC Kifid 2016-208. Uit overweging 3.2 van genoemde uitspraak volgt dat de partner van Consument onder meer heeft geklaagd dat geen sprake was van passend advies (sub b), dat een hypotheekconstructie was afgesloten met meer risico en een lager rendement dan voorgespiegeld (sub e) en dat sprake was van een risicovolle financieringsconstructie
(sub f).
4.4. In het onderhavige geval heeft Consument aangevoerd dat de klacht gebaseerd is op andere gronden dan die van haar partner. Consument heeft daartoe gesteld dat de klacht van de partner van Consument (met name) toezag op de verzwijging van verborgen kosten door de Tussenpersoon. Gelet hetgeen genoemd onder overweging 4.3, is de Commissie van oordeel dat de klacht van Consument tegen de Tussenpersoon in dusdanige mate vergelijkbaar is met de klacht van haar partner uit 2014, dat de klacht van Consument op grond van artikel 9.2 sub a van het Reglement niet voor behandeling in aanmerking komt. Dat de Nationale-Nederlanden de betwiste effectenrekening per
16 juni 2016 heeft beëindigd doet daar niet aan af.

4.5. Concluderend oordeelt de Commissie op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dat de klacht van Consument niet-behandelbaar is.

5. Beslissing

De Commissie stelt vast dat Kifid de klacht niet kan behandelen.

De uitspraak heeft de vorm van een niet-bindend advies. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. U kunt de zaak nog wel aan de rechter voorleggen.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak