Mijn Kifid

Uitspraak 2019-207 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-207
(mr. J. Wortel, voorzitter, drs. L.B. Lauwaars RA, mr. dr. drs. R. Knopper, leden en mr. D.M.A. Gerdes, secretaris)


Klacht ontvangen op        : 11 juli 2017

Ingediend door               : Consument
Datum uitspraak             : 21 maart 2019

Tegen                           : F. van Lanschot Bankiers N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen de bank

Aard uitspraak                : Bindend advies

Samenvatting

De belegger stelt dat de bank de aankoop van beleggingen heeft geadviseerd die voor hem niet passend waren. Naar het oordeel van de Commissie heeft de belegger niet geklaagd binnen bekwame tijd als bedoeld in artikel 6:89 BW. De vorderingen van de belegger worden afgewezen.

  • Procesverloop

 

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

 

  • de klachtbrief met bijlagen in de zaak met nummer [dossiernummer 1],
  • de klachtbrief met bijlagen in de zaak met nummer [dossiernummer 2],
  • de brief van de bank van 5 januari 2018 in de zaak met nummer [dossiernummer 1],
  • de brief van de bank van 5 januari 2018 in de zaak met nummer [dossiernummer 2],
  • de brief van Consument van 22 februari 2018 in de zaak met nummer [dossiernummer 1],
  • de brief van Consument van 22 februari 2018 in de zaak met nummer [dossiernummer 2],
  • de brief van de bank van 26 april 2018,
  • de brief van Consument van 21 juni 2018,
  • de pleitnota van Consument,
  • de pleitnota van de bank en
  • de e-mail van de bank van 16 juli 2018.

De Commissie stelt vast dat partijen in beide zaken bindend advies aanvaarden.

 

Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 28 juni 2018 en zijn aldaar verschenen.

 

  • Feiten

 

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

 

    1. In het najaar van 2006 heeft Consument diverse effectenbanken benaderd met het oog op het beleggen van het vermogen van zijn stamrechtvennootschap [naam vennootschap] (hierna: de stamrechtvennootschap) en zijn privévermogen.
    2. Tijdens een eerste oriënterend gesprek bij Kempen & Co, een rechtsvoorganger van de bank, heeft Consument gesproken met de heer [naam accountmanager] (hierna: [naam accountmanager]), die toen als accountmanager optrad. Met [naam accountmanager] heeft hij gesproken over de mogelijke aankoop van beleggingen voor de stamrechtvennootschap en voor zijn privéportefeuille. Consument heeft vervolgens besloten zijn beleggingen bij Kempen & Co onder te brengen.
    3. Bij brief van 13 november 2006 heeft [naam accountmanager] aan Consument geschreven:

      “(…) Onder verwijzing naar ons gesprek van vrijdag 3 november jl. doen wij bijgaand – middels ingesloten presentatie – nadere informatie toekomen over (…) op welke wijze het particulier vermogensbeheer is georganiseerd binnen Kempen Capital Management. (…)Zoals al geschetst zal een belangrijk gedeelte van uw vermogen in een stamrecht BV worden vastgelegd. Vanwege het verschil in belastingdruk tussen de BV-sfeer en de privé-sfeer is het verstandig om binnen deze BV zoveel mogelijk risicomijdende beleggingen op te bouwen. Het in privé aangehouden vermogen zou dan uit meer risicodragende beleggingen kunnen bestaan, te belasten in Box III. (…)”

    4. In de presentatie treft u o.a. een overzicht van de aspecten die van invloed zijn op de bepaling van de asset-allocatie alsmede de verschillende risicoprofielen binnen ons vermogensbeheer.

 

    1. Enkele weken daarna, op 23 november 2006, heeft Consument een inschrijfformulier voor aandelen Middle Europe Opportunity Fund II (hierna: MEOF) ondertekend:

      [naam en andere gegevens Consument]
      verklaart hierbij dat:

    2. “(…) [met pen toegevoegd: Inschrijving via Drs [naam accountmanager]]
      Ondergetekende natuurlijk persoon:
  • ondergetekende volledig bekend is met de inhoud van de prospectus de dato 19 juni 2006 van Middle Europe Opportunity Fund Il N.V. (hierna te noemen: MEOF II), de prospectus met bijlagen van MEOF II heeft ontvangen en akkoord gaat met de inhoud van de voorwaarden van beheer van MEOF Il zoals beschreven in het prospectus; (…)
  • ondergetekende als aandeelhouder wenst deel te nemen in het kapitaal van M:EOF II voor [met pen ingevuld: 3.750] aandelen (minimaal 1.250 aandelen).

    Het verschuldigde stortingsbedrag (…) per aandeel bedraagt € 20,00 zodat ondergetekende zich verplicht deel nemen met:- te vermeerderen met 3 % plaatsings-
    vergoeding over het totale deelnamebedrag               = [met pen ingevuld: 2.500]totaalbedrag van                                                        = [met pen ingevuld: 77.500]

  • derhalve deel te nemen voor een
  • – [met pen ingevuld: 3.750] aandelen à€ 20,00             = [met pen ingevuld: 75.000]
  • ondergetekende het bovenvermelde totaalbedrag zal overmaken op de kwaliteitsrekening van [notariskantoor] (…) met nummer (…);
  • ondergetekende onherroepelijk volmacht verleent aan iedere (kandidaat-)notaris en notarieel medewerker van [notariskantoor] om voor en namens ondergetekende over te gaan tot het verlijden van een notariële akte van uitgifte van aandelen op naam in MEOF II, een en ander overeenkomstig het concept van de akte van uitgifte van aandelen op naam opgesteld door[notariskantoor], welk concept van de akte ondergetekende als bijlage bij de prospectus heeft ontvangen en akkoord heeft bevonden,
  • ondergetekende onherroepelijk volmacht verleent aan iedere (kandidaat-)notaris en notarieel medewerk.er van [notariskantoor] om voor en namens ondergetekende een algemene vergadering van aandeelhouders van MEOF II bij te wonen, de presentielijst te tekenen, aldaar het woord te voeren en stem uit te brengen ten gunste van een voorstel tot statutenwijziging van MEOF II om het maatschappelijk kapitaal van MEOF Il te wijzigen in verband met de voorgenomen uitgifte(s) van aandelen op naam in het kapitaal van MEOF II en voorts al hetgeen te verrichten wat de gevolmachtigde (…) nodig mocht oordelen. (…)”
    1. Eveneens op 23 november 2006 heeft Consument een document met opschrift ‘Cliëntenprofiel Middle Europe Opportunity Fund II N.V.’ ondertekend. Dit document is als volgt ingevuld:

      “(…) Specifieke vragen
      1. (…) MEOF (…) heeft een verwachte looptijd van 5 jaar. Bentinvesteren bedrag niet kunt gebruiken voor andere doeleinden?                          JaPrivate Equity, aandelenparticipaties in bedrijven en herstructurerings-maar dat u ook het risico loopt dat uw investering helemaal niets 3. MEOF is een product voor algemene vermogensopbouw en is
      niet bedoeld om er een bepaald bestedingsdoel mee bereiken. Indien met andere inkomsten en/of vermogensbestanddelen?                                        Ja
      Indien u op alle bovengenoemde vragen JA heeft geantwoord kan een investering in MEOF voor u een geschikte investering zijn.
      Indien u op één van de bovengenoemde vragen NEE heeft geantwoord, achten wij een investering in MEOF niet geschikt voor u. Indien u wilt investeren in MEOF, moet u zich bewust zijn van het risico dat de waarde van uw investering ook kan dalen en dat u het risico loopt dat uw investering helemaal niets oplevert en u uw geïnvesteerde bedrag kwijt kunt raken.2. Bent u betrokken bij uw beleggingen?                                                             Ja4. Is de inhoud van het prospectus u duidelijk?                                                   JaIk verklaar hierbij dat er bij mij geen feiten of omstandigheden bekend zijn die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van mijn geschiktheid om te investeren in MEOF. (…)”

    2. Indien u op één van om bovengenoemde algemene vragen NEE heeft geantwoord, bent u mogelijk onvoldoende ervaren en geïnformeerd om een weloverwogen investeringsbeslissing te kunnen nemen. Wij raden u aan om in dit geval contact op te nemen met uw eigen beleggingsadviseur dan wel voor nadere vragen contact op te nemen met Middle Europe Investments.
    3. 3. Heeft u kennis genomen van het prospectus van MEOF?                                 Ja
    4. Algemene vragen
      1. Heeft u ervaring met beleggen?                                                                       Ja
    5. het rendement op MEOF lager uitvalt dan verwacht, kunt u dit dan opvangen
    6. oplevert en u uw geïnvesteerde bedrag kwijt kunt raken                                     Ja
    7. projecten. Bent u zich ervan bewust dat u met een investering in MEOF
      een hoger rendement kunt behalen dan bijvoorbeeld met obligaties,
    8. 2. Door middel van MEOF investeert u in projectontwikkeling.
    9. u zich ervan bewust dat u gedurende die periode het door u te
    10. Middle Europe Investments (hierna: MEI) heeft bij brief van 5 december 2006 aan Consument bericht dat het bedrag van € 77.500,- voor de aankoop van aandelen MEOF was ontvangen. In deze brief is verder medegedeeld dat Consument binnen enkele weken van het notariskantoor de akte tot uitgifte van aandelen op naam zou ontvangen.
    11. Bij brief van 8 januari 2007 heeft MEI de akte tot uitgifte van aandelen op naam in MEOF aan Consument toegestuurd. In deze akte staat:

      “(…) AKTE VAN UITGIFTE AANDELEN OP NAAM
      (…)
      Artikel 1.2. De Aandelen luiden op naam en voor de Aandelen worden geen aandeelbewijzen uitgegeven.Artikel 2.2. De Participant heeft aan voormelde stortingsplicht voldaan door betaling in geld van een bedrag groot vijfenzeventigduizend euro (€ 75.000,=) op de kwaliteitsrekening van de notaris voor wie deze akte wordt verleden. (…)”

    12. 1. De bij de Emissie overeengekomen stortingsplicht per aandeel op naam bedraagt twintig euro (€ 20,=). De totale tussen de Participant en de Vennootschap overeengekomen stortingsplicht op de Aandelen bedraagt derhalve vijfenzeventigduizend euro (€ 75.000,=).
    13. Storting, kwijting en kosten
    14. L De Vennootschap geeft hierbij uit aan de Participant: de Aandelen.
    15. De aandelen in MEOF zijn aangehouden op naam van Consument zelf. Ze zijn niet geadministreerd in een portefeuille die Consument bij de bank heeft aangehouden.
    16. Op of omstreeks 18 januari 2007 is een vermogensbeheerovereenkomst ondertekend. Partij bij deze overeenkomst waren de stamrechtvennootschap, Kempen Capital Management N.V. en Kempen & Co N.V.
    17. [Naam accountmanager] heeft Consument ook geattendeerd op de mogelijkheid van beleggen in het Kempen Property Hedge Fund (hierna: KPHF). Bij brief van 9 februari 2007 heeft hij Consument uitgenodigd voor een seminar van dit fonds:

      “(…) Gezien onze expertise (…) introduceren wij op 1 april aanstaande het “Kempen Property Hedge Fund”. Dit unieke fonds biedt een alternatieve mogelijkheid om te beleggen in onroerend goed. De beheerders van het fonds hebben een jarenlange ervaring en zullen door middel van verschillende strategieën gebruik maken van (…) inefficiënties in deze markt. Hiermee beogen zij een attractief absoluut rendement te realiseren met een laag risico.
      Kempen Property Hedge Fund:

  • is een alternatieve belegging in onroerend goed en beoogt absolute rendementen te realiseren;
  • maakt gebruik van verschillende strategieën om te profiteren van de bestaande inefficiënties in de onroerendgoedmarkten;
  • beoogt een gemiddeld netto rendement van 10-12% met een laag risicoprofiel;
  • wordt beheerd door twee portefeuillemanagers, die reeds meer dan 8 jaar samenwerken en een sterke track record hebben opgebouwd in onroerendgoedbeleggingen.Met dit fonds krijgt u een innovatieve toegang tot een beleggingscategorie die nog steeds wordt gekarakteriseerd door vele inefficiënties. Een top-investment team hanteert een mix van strategieën om in te spelen op deze inefficiënties met als doel een aantrekkelijk portefeuillerendement en een laag risicoprofiel te behalen.• Onroerend goed is een beleggingscategorie met veel arbitragemogelijkheden• Gelijke belangen van Kempen & Co, de fondsbeheerders en de investeerders- Long/Short (ongeveer 80% van totale bruto positie)-Trading anomalieën (ongeveer 5% van totale bruto positie)• Voornamelijk aandelen, daarnaast ruime mogelijkheid om andere effecten op te nemen(…)
    Belangrijkste voorwaarden:
    (…)• 1,5% beheervergoeding (jaarlijks commitment) of 2, 0% (kwartaalcommitment)
  • • 20% performance fee met high watermark
  • • 1 april 2007 (start)
  • • Strikt raamwerk: voor risicobeheer en lage correlatie met de bredere beleggingscategorie
  • • Europese focus, wereldwijde opportunities
  • – Deep value (ongeveer 15% van totale bruto positie)
  • Strategie:
    • 3 basisstrategieën om te profiteren van bestaande inefficiënties:
  • • Een alternatieve benadering om absolute rendementen in onroerend goed te genereren
  • Propositie:
    • 10-12 % netto rendementsdoelstelling
  • Het management en de fondsbeheerders onderstrepen het vertrouwen in Kempen Property Hedge Fund door een substantiële participatie in het fonds. (…)

    Bijlage bij de brief van 9 februari 2007 was een korte brochure van het KPHF. Daarin stond:

    “(…) Kempen Capital Management N.V. (KCM) is de gespecialiseerde vermogensbeheerder van Kempen & Co. Kempen & Co is een Nederlandse ‘merchant bank’ waarvan F. van Lanschot Bankiers N.V. 100%-aandeelhouder is. Kempen & Co heeft een historisch sterke positie in onroerend goed en meer dan 30% van de € 8 miljard vermogen onder beheer bij KCM is belegd in onroerend goed.

  • € 250.000 initiële inschrijving, vervolgens € 50.000 (…)”
    1. Consument heeft op 13 maart 2007 het seminar over het KPHF bijgewoond. In vervolg daarop heeft Consument op of omstreeks 30 maart 2007 voor een bedrag van € 250.752,29 participaties KPHF gekocht.
    2. In verband met de aankoop van de participaties KPHF is medio 2007 voor Consument een beleggingsrekening geopend. Bij brief van 25 juni 2007 heeft de bank aan Consument geschreven:

      “(…) Enige tijd geleden heeft u voor uw ‘execution only’ beleggingsrekening (…) rekeningnummer (…) een vragenlijst ingevuld teneinde het risicoprofiel te kunnen bepalen voor deze rekening. De vragen hadden betrekking op uw beleggingsdoel, -ervaring en -horizon, alsmede uw vermogenspositie en het gewenste risico.
      In deze brief bevestigen wij de gegeven antwoorden op de vragen, tezamen met het hieruit volgende risicoprofiel zoals dat geldt voor uw rekening. Wij wijzen u er voor de goede orde op dat uzelf verantwoordelijk bent voor het overeenstemmen van uw beleggingen op deze rekening met het risicoprofiel. (…)
      De antwoorden die u hebt gegeven zijn:
      1. Wat is het voornaamste doel dat u met het op deze rekening te beleggen vermogen uiteindelijk wilt bereiken?2. Heeft u in het verleden wel eens belegd in effecten?3. Indien u ervaring heeft met beleggen, in welke effecten heeft u in het verleden wel eens belegd? 4. Hoe lang kunt u het vermogen op deze rekening beleggen voordat u er een groot (>10%) gedeelte aan moet onttrekken?5. Wat is het risico dat u bereid bent te aanvaarden?6. Wat is uw totale jaarinkomen uit arbeid, pensioen en vermogen na aftrek van de jaarlijkse aflossing van eventuele schulden (onder andere hypotheek, consumptief krediet etc.)?7. Welk gedeelte van uw vrij belegbare vermogen wenst u op deze rekening te beleggen?Het profiel “Behoudend” is geschikt voor beleggers die:- gezien hun beleggingshorizon en beleggingsdoel; hun inkomen; vrij belegbaar vermogen beleggingservaring, dit substantiële risico kunnen of willen nemen.

    3. Bij dit profiel kan slechts een beperkt deel (circa 30%) van het gehele vermogen op de rekening risicodragend worden belegd en een beperkt deel (circa 20%) belegd worden in Alternative Investments. Het resterende deel kan risicomijdend belegd worden. (…)”
    4. – bereid zijn om (op korte en middellange te termijn) grote waardefluctuaties van een beperkt deel van het op de rekening belegde vermogen te accepteren; en
    5. Meer dan 25% en minder dan 50%.
      Het profiel dat hierbij hoort is: Behoudend
    6. Lager dan € 150.000,- en hoger dan € 100.000,-.
    7. U bent bereid over een deel van het op deze rekening belegde vermogen het volledige risico van beleggen in ‘zakelijke waarden’ te aanvaarden.
    8. Langer dan 5 en korter dan 10 jaar.
    9. Obligatie(fondsen) en/of aandelen(fondsen).
    10. U heeft enige jaren ervaring met beleggen in effecten.
    11. Het vermogen laten groeien.
    12. Bij brief van 20 januari 2009 heeft de bank aan Consument medegedeeld dat het KPHF had besloten zijn activiteiten te beëindigen:

      “(…) Bij deze ontvangt u een brief van (…) Kempen Property Hedge Fund Ltd. (…) over haar beslissing om het fonds te beëindigen (…). (…)
      Recente marktontwikkelingen zijn de aanleiding geweest om het voortbestaan van het fonds kritisch te evalueren (…):
      – Rendement van het fonds: de resultaten van het fonds, -22% sinds start, zijn teleurstellend en blijven achter bij de doelstelling van 10% tot 12% rendement per jaar;
      – Beleggingskansen: de omvang en liquiditeit van de genoteerde vastgoedmarkt is geslonken. Als gevolg hiervan is het moeilijker geworden om invulling te geven aan de long/short strategie;- Volatiliteit: de volatiliteit, en daarmee het risicoprofiel van het Fonds, is aanzienlijk groter dan de oorspronkelijke doelstelling;- het handhaven van een degelijk risico- en beleggingsproces;- het bieden van transparantie over de voortgang: in het maandbericht van het fonds zullen de voortgang en vooruitzichten beschreven worden. (…)

    13. We begrijpen dat dit een belangrijke ontwikkeling is waarover u mogelijk meer informatie wenst. Vanzelfsprekend kunt u contact opnemen met uw contactpersoon bij Kempen Capital Management, Van Lanschot Kempen of Van Lanschot Bankiers. Daarnaast organiseren wij op 2 februari 2009 om 15.30 uur een bijeenkomst voor alle beleggers om deze keuze nader toe te lichten en u de gelegenheid bieden om vragen te stellen. (…)”
    14. – het nastreven van een juiste balans tussen prijs en liquiditeit/snelheid;
    15. – Vooruitzichten: we verwachten dat bovenstaande marktomstandigheden niet zullen normaliseren binnen afzienbare termijn.
      Op grond hiervan hebben wij onszelf de vraag gesteld of de kansen die we twee jaar geleden voor het fonds zagen nog steeds aanwezig zijn en of het nog realistisch is om te veronderstellen dat het beoogde rendement van 10% tot 12% per jaar behaald wordt. Wij zijn van mening dat deze vraag ontkennend beantwoord moet worden. Vervolgens hebben we geconcludeerd dat wanneer de vooruitzichten voor de toekomst van het fonds zodanig zijn dat niet meer aan de doelstellingen voldaan kan worden, opheffing van het fonds het juiste alternatief is. (…)
      De beëindiging van het fonds zal vorm krijgen door het inkopen van alle aandelen en het uitbetalen van het fondsvermogen aan de beleggers. Bij het afbouwen van de beleggingsposities zullen wij handelen met inachtneming van de volgende principes:
      – het basisprincipe dat wij handelen in het belang van alle beleggers;
    16. – Shortposities: het wordt steeds moeilijker, soms zelfs onmogelijk, om shortposities in te nemen in beursgenoteerde vastgoedaandelen. Bovendien is dit erg kostbaar;

 

    1. In verband met de beëindiging van het KPHF is het fondsvermogen uitgekeerd aan de participanten. Consument heeft een uitkering van ongeveer € 190.000,- ontvangen.
    2. Ook in de periode na beëindiging van het KPHF heeft Consument regelmatig met [naam accountmanager] gesproken over de beleggingen van de stamrechtvennootschap en van hem in privé. Tijdens deze gesprekken heeft [naam accountmanager] Consument geattendeerd op het Kempen Global High Dividend Fund en Salm Conservative Convertible Fund als mogelijke belegging voor de privéportefeuille van Consument.

 

      1. Wegens het vertrek van [naam accountmanager] bij de bank is het accountmanagement eind 2013 overgedragen aan andere medewerkers van de bank.
      2. Op 1 april 2014, tijdens een gesprek met medewerkers van de bank, heeft Consument geklaagd over zijn beleggingen in MEOF en KPHF.
      3. Tijdens een gesprek met medewerkers van de bank op 24 november 2016 heeft Consument medegedeeld dat de advisering ten aanzien van MEOF en KPHF niet deugdelijk was geweest en dat hij daarom een aanbod tot vergoeding van de geleden schade verwachtte.
      4. In de periode na aankoop door Consument heeft de waarde van de aandelen MEOF zich als volgt ontwikkeld:

        31 december 2007         € 20,38
        31 december 2008         € 16,46
        31 december 2009         € 17,10
        31 december 2010         € 14,39
        31 december 2011         € 13,41

        Per 31 december 2016 bedroeg de waarde per aandeel MEOF € 5,94.

      5. datum                            waarde per aandeel
        31 december 2006         € 20,06
      6. Overgelegd is het prospectus van MEOF. Daarin staat:

        “(…) Belangrijkste kenmerken
        (…) MEOF II (…) beoogt aan institutionele en particuliere beleggers met een boven gemiddelde kennis van beleggen een mogelijkheid te verschaffen voor collectieve belegging in een gediversifieerde en zorgvuldig samengestelde portefeuille die op de volgende gebieden actief is:
        – Projectontwikkeling: de aankoop van grond, met eventueel opstallen, om een onroerend goed project te ontwikkelen het herontwikkelen van bestaand onroerend goed; – Herstructurering: de aankoop van (meerderheids)belangen in (beursgenoteerde) ondernemingen om deze te herstructureren; MEOF Il is een initiatief van Middle Europe Investments (MEI). (…) MEI is een internationaal opererende onafhankelijke fondsenbeheerder met het hoofdkantoor te Londen. Zij richt zich op het beheren van beleggingsfondsen mei de focus op Midden Europa, welk gebied zich uitstrekt van de Baltische stalen tot aan Bulgarije. (…)- de focus op Midden Europa; – de lokale aanwezigheid, infrastructuur en netwerk van MEI; MEOF II is een ‘closed-end’ beleggingsinstelling waarvan de aandelen niet op verzoek van de aandeelhouders worden ingekocht en/of terugbetaald.

      7. (…) Rendementen uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst. Beleggers wordt uitdrukkelijk geadviseerd kennis te nemen van het risicoprofiel van MEOF II. (…)”
      8. – de iarenlange ervaring in Midden Europa van MEI. (…)
      9. – de focus op projectontwikkeling, venture capital, herstructureringsproducten en aandelen- participaties:
      10. MEOF II is van mening dat zij over een aantal kwalificaties beschikt waardoor zij zich onderscheidt van andere beleggingsinstellingen, te weten:
      11. – Aandelenparticipaties: de aankoop van (minderheids)belangen in bestaande ondernemingen.
        (…)
      12. – Venture Capital: het (met leningen en/of risicokapitaal) financieren van jonge ondernemingen die nog geen ’track record’ hebben opgebouwd;
  • Vordering, klacht en verweer

 

 

    1. In de zaak met nummer [dossiernummer 1] vordert Consument dat de bank wordt veroordeeld tot vergoeding van schade begroot op € 89.205,-, te vermeerderen met wettelijke rente, en tot het overnemen van zijn participaties in MEOF voor een bedrag van € 11.137,-. In zijn brief van 22 februari 2018 heeft Consument vermeld dat de schade moet worden begroot op € 81.487,-, te vermeerderen met wettelijke rente.
    2. In de zaak met nummer [dossiernummer 2] vordert Consument dat de bank wordt veroordeeld tot vergoeding van schade begroot op € 59.026,-, te vermeerderen met wettelijke rente.

      In reactie op de stelling van de bank dat de uitkeringen uit het KPHF in totaal € 191.855,07 bedroegen heeft Consument ter zitting verklaard dat dit door de bank genoemde bedrag juist is en dat de schade ten aanzien van KPHF daarom moet worden begroot op € 58.145,-.

    3. Aan zijn vorderingen legt Consument ten grondslag dat de bank in strijd met haar verplichtingen heeft gehandeld door hem ondeugdelijk te adviseren althans voor te lichten in verband met de aankoop van MEOF en KPHF, terwijl een dergelijke belegging niet passend voor hem was.
    4. De bank heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

 

  • Beoordeling

 

 

    1. Kern van de klacht is dat de bank schade moet vergoeden omdat zij de aankoop van MEOF en KPHF heeft geadviseerd, terwijl beide voor Consument geen passende beleggingen waren. De bank heeft echter betwist dat deze beleggingen op haar advies zijn gekocht. Of in verband met de aankoop van MEOF en KPHF al dan niet sprake is geweest van door de bank gegeven beleggingsadvies kan evenwel niet doorslaggevend zijn in verband met het na-volgende. Ook als de Commissie bij wijze van veronderstelling tot uitgangspunt zou willen nemen dat deze beleggingen op advies van de bank zijn gekocht, zal de Commissie allereerst een oordeel moeten geven over de door de bank betrokken stelling dat Consument niet binnen bekwame tijd heeft geprotesteerd zoals vereist in artikel 6:89 BW.
    2. De bank stelt dat Consument voor het eerst in 2014 heeft geklaagd terwijl hij de voor zijn klacht relevante omstandigheden al veel eerder had behoren te ontdekken. Consument brengt hiertegen in dat hij wel degelijk tijdig heeft geklaagd: namelijk toen hij een nieuwe accountmanager kreeg die in het kader van de passendheidstoets constateerde dat ingewikkelde financiële instrumenten zoals hedgefondsen, private equity en gestructureerde instrumenten voor hem niet passend waren.

 

    1. Naar het oordeel van de Commissie heeft Consument niet binnen bekwame tijd geklaagd zoals bedoeld in artikel 6:89 BW. Het volgende is daartoe redengevend:

 

  1. Bij de belegging in MEOF ging het om aandelen op naam. Het staat in elk geval vast dat Consument ten tijde van de aankoop het in 2.5 vermelde cliëntenprofiel heeft onder-tekend. In dit cliëntenprofiel wordt vermeld dat de waarde van deze investering ook kan dalen en dat de belegger het risico loopt dat de investering helemaal niets oplevert en het geïnvesteerde bedrag kan verliezen.

    Verder is van belang dat de waarde van de aandelen MEOF in de jaren 2006 – 2011 aanzienlijk is gedaald; eind 2006 was de waarde € 20,06, eind 2007 € 20,38, eind 2008
    € 16,46, eind 2009 € 17,10, eind 2010 € 14,39 en eind 2011 € 13,41.

  2. Bij de belegging in KPHF ging het om een hedgefonds. Het staat vast dat Consument voor aankoop van de participaties in dit fonds een korte brochure van dit fonds heeft ontvangen (zie 2.10). Uit deze brochure heeft Consument kunnen afleiden dat het een hedgefonds betrof dat met een mix van strategieën rendement beoogde te behalen door beleggingen in de vastgoedsector. Verder volgt uit de stellingen van Consument dat hij op 13 maart 2007 een seminar over het KPHF heeft bijgewoond (zie 2.11 hierboven) en dat tijdens het seminar dit fonds uiterst complex bleek te zijn. Van belang is ook dat de bank in januari 2009 aan Consument heeft bericht dat het KPHF zou worden beëindigd omdat de rendementen van het fonds teleurstellend waren gebleken (een waardedaling van 22% sinds de start) en het beoogde rendement van 10 tot 12% per jaar waarschijnlijk niet meer zou worden behaald.
  3. Consument stelt dat hij pas in 2014, naar aanleiding van de toen verrichte passend-heidstoets, zich vragen is gaan stellen over de kwaliteit van de advisering over de aankoop van MEOF en KPHF en eerder geen aanleiding had om daarover te klagen. In die stelling kan Consument echter niet worden gevolgd. Kern van zijn klacht is immers dat beleggingen zijn geadviseerd die voor Consument niet passend waren. Uit de omstandigheden onder (a) en (b) hiervoor volgt echter dat Consument wel degelijk geruime tijd voor 2014 heeft kunnen beseffen wat voor beleggingen hij had gekocht en dat daaraan aanzienlijke risico’s verbonden waren. Voor zover het MEOF betreft is van belang dat Consument reeds bij aankoop in het inschrijvingsformulier is gewezen op het risico van verlies van het geïnvesteerde bedrag. Dit gegeven, in combinatie met de waardeschommelingen in de jaren 2008-2010, had aanleiding behoren te zijn om te constateren dat dit aandelen waren met aanzienlijke risico’s. Voor KPHF geldt dat Consument in ieder geval in januari 2009, toen hij bericht kreeg over de beëindiging van het fonds, heeft moeten beseffen dat het een risicovolle belegging betrof. De conclusie is dan ook dat Consument in de loop van de jaren 2008 – 2010 kon waarnemen dat de belegging in MEOF en KPHF niet voldeed aan de beleggingsdoelstellingen, rendements-verwachting en risicobereidheid die volgens Consument destijds met de bank waren besproken.
  4. Dit wordt ook niet anders door de stelling dat [naam accountmanager], toen Consument zijn zorgen uitte over de ontwikkeling van MEOF, geruststellende mededelingen heeft gedaan door erop te wijzen dat een fonds zoals dit, zeker in het licht van de financiële crisis sinds 2008, nu eenmaal de nodige tijd moet worden gegund.

    Immers, zelfs als vast zou komen te staan dat dergelijke mededelingen zijn gedaan, geldt nog steeds dat Consument, gegeven de waarschuwing in het cliëntenprofiel en de daad-werkelijk opgetreden waardedaling, op dat moment heeft kunnen beseffen dat deze belegging offensiever was dan volgens Consument destijds als wenselijk was overeen-gekomen.

  5. Volgens Consument is niet gebleken dat de bank nadeel heeft geleden door het feit dat voor het eerst in 2014 is geklaagd en stelt zij ten onrechte dat zij de gang van zaken niet meer goed kan reconstrueren omdat het feiten betreft die ruim tien jaar geleden hebben plaatsgevonden. Dat [naam accountmanager] niet meer bij de bank werkt is volgens Consument geen beletsel om navraag bij hem te doen; verder biedt Consument aan voor zover nodig aanvullende informatie te verstrekken over zijn financiële positie ten tijde van de aankoop van MEOF en KPHF. Naar het oordeel van de Commissie heeft de bank aannemelijk gemaakt dat zij door het tijdsverloop wel degelijk een procedureel nadeel lijdt. De Commissie stelt in dit verband vast dat partijen niet in staat zijn gebleken de stukken over te leggen die een volledig beeld zouden kunnen geven van de gang van zaken rond de aankoop van MEOF en KPHF, van een eventueel beleggingsadvies en de vastlegging daarvan, en van hetgeen destijds tussen Consument en [naam account-manager] is besproken. De conclusie is dan ook dat de bank aannemelijk heeft gemaakt dat zij door het tijdsverloop is beperkt in haar mogelijkheden (voldoende specifiek) verweer te voeren.
    1. Consument heeft erop gewezen dat de bank zich in de interne klachtprocedure niet op artikel 6:89 BW en verjaring heeft beroepen. Dit betoog faalt omdat partijen in een procedure bij de Commissie desgewenst de gronden voor hun standpunt mogen aanvullen.
    2. Gezien het voorgaande is de Commissie van oordeel dat Consument zijn klachten geruime tijd vóór april 2014 aan de bank had moeten voorleggen, dat het beroep van de bank op artikel 6:89 BW slaagt, en dat de vorderingen van Consument, zowel in de zaak met nummer [dossiernummer 1] als in de zaak met nummer [dossiernummer 2], moeten worden afgewezen.
  • Beslissing

 

 

De Commissie wijst de vorderingen van Consument af, zowel in de zaak met nummer [dossiernummer 1] als in de zaak met nummer [dossiernummer 2].

 

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak.
Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

 

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het reglement.

Bekijk de volledige uitspraak