Mijn Kifid

Kifid: consument vertrouwt terecht op offerte bij beleggingsverzekering

Recent heeft de Geschillencommissie van Kifid uitspraak gedaan in een tweetal klachten over beleggingsverzekeringen van Sun Alliance. In deze klachten draait het om de duidelijkheid en de begrijpelijkheid van de offerte. Op basis van de offerte hebben beide consumenten voor de verzekering gekozen. Dat er in de algemene voorwaarden andere teksten staan, doet daar niets aan af. Doordat de verzekeraar meer kosten in rekening heeft gebracht dan de consumenten uit de offerte mochten begrijpen, is de verzekeraar toerekenbaar tekort geschoten, aldus de Geschillencommissie. De verzekeraar moet voor beide consumenten afzonderlijk de afkoopwaarde van de beleggingsverzekering opnieuw berekenen en het verschil aan consumenten vergoeden, zo blijkt uit de vandaag gepubliceerde uitspraken.

Consumenten hebben respectievelijk in 1995 en in 1997 door bemiddeling van een onafhankelijke tussenpersoon een beleggingsverzekering afgesloten bij Sun Alliance, tegenwoordig Achmea. Het gaat in beide zaken om een beleggingsverzekering van het type universal life, te weten het zogenoemde Sun Alliance Beleggingsmaatwerkplan en het Sun Alliance Lijfrentemaatwerkplan. Inmiddels zijn beide beleggingsverzekeringen beëindigd door afkoop in respectievelijk 2008 en 2012.

Toen de beleggingsverzekeringen werden afgesloten was de Regeling informatieverstrekking aan verzekeringnemers uit 1994 (Riav 94) van kracht. En voor de in 1997 afgesloten verzekering gold ook de door het Verbond van Verzekeraars opgestelde Code Rendement en Risico 1997 (CRR 97).

Beide consumenten voelen zich misleid en vinden dat de verzekeraar hen onvoldoende heeft geïnformeerd over de aard en omvang van de kosten en eventuele risico’s. De ene consument heeft uit zijn offerte begrepen dat hij alleen in de eerste vijf jaar kosten, premie voor overlijdensrisico en premie voor arbeidsongeschiktheid moest betalen. De andere consument heeft uit zijn offerte begrepen dat gedurende de looptijd van de verzekering de kosten en premie voor overlijdensrisico niet meer dan acht procent van de premie zouden bedragen. De verzekeraar is van mening dat beide consumenten in lijn met de toen geldende wet- en regelgeving over de kosten zijn geïnformeerd. Zo staat in de algemene voorwaarden dat de premie voor overlijdensrisico iedere maand wordt berekend en met de opgebouwde waarde wordt verrekend.

Tekortgeschoten

De Geschillencommissie constateert dat deze consumenten op basis van de informatie in de offerte hebben gekozen voor deze beleggingsverzekeringen. Voor beiden geldt dat in de aanvraagformulieren wordt verwezen naar de offerte. Deze verzekeringsovereenkomsten zijn dan ook tot stand gekomen op basis van de teksten en informatie in de offerte. In beide uitspraken oordeelt de Geschillencommissie dat deze consumenten in redelijkheid hun offerte mochten begrijpen zoals zij hebben gedaan. En voor zover de verzekeraar de offerte anders uitlegt, zal de Geschillencommissie op grond van het gangbaar recht de voor consument gunstigste uitleg volgen. De verzekeraar beroept zich tevergeefs op andere teksten in de algemene voorwaarden. Gezien de duidelijke tekst in de offerte hoeft de consument in redelijkheid er geen rekening mee te houden dat in de algemene voorwaarden een heel andere wijze van berekening zou worden opgevoerd. Tegenover beide consumenten is de verzekeraar toerekenbaar tekortgeschoten door kosten in rekening te brengen, waarop de consument op grond van de offerte niet heeft gerekend.

Schade

In beide klachtzaken is sprake van kosten die in rekening zijn gebracht, zonder dat dit op grond van de verzekeringsovereenkomt gerechtvaardigd is. De verzekeraar moet voor iedere consument afzonderlijk de afkoopwaarde van de verzekering opnieuw berekenen. Het verschil dient de verzekeraar aan de consument te vergoeden. De eerder verstrekte compensatie mag hierop in mindering worden gebracht. Daarnaast dient de verzekeraar aan elk van deze consumenten 750 euro proceskosten te vergoeden.

Overige

De Geschillencommissie gaat voorbij aan het beroep op verjaring door de verzekeraar. Het beroep op dwaling van de consument wordt afgewezen. En voor beide beleggingsverzekeringen geldt dat het zogenaamde hefboomeffect gering was, waardoor de verzekeraar over het hefboom- en inteereffect niet meer informatie hoefde te geven dan hij heeft gedaan.

Beide uitspraken (GC 2019-354 en GC 2019-355) over de klachten tegen Sun Alliance, een rechtsvoorganger van Achmea, zijn bindend.

Ook interessant