Mijn Kifid

Kifid: informatie over fondsbeheerkosten in 1998 niet verplicht

Voor een beleggingsverzekering, afgesloten in augustus 1998, gold nog geen verplichting om de consument vooraf te informeren over de fondsbeheerkosten (TER). Verzekeraar Reaal heeft de consument over andere kosten en over de premie voor de overlijdensrisicoverzekering voldoende geïnformeerd. Voor door de tussenpersoon gegeven advies en informatie is de verzekeraar niet zonder meer aansprakelijk. Dit blijkt uit de vandaag gepubliceerde uitspraak van de Commissie van Beroep van Kifid over een beleggingsverzekering.

In augustus 1998 sluit de consument, door bemiddeling van een onafhankelijke en deskundige tussenpersoon, een beleggingsverzekering (Verzekerd Hypotheekfonds) af bij AXA Leven, een rechtsvoorganger van Reaal. De beleggingsverzekering is in december 2011 beëindigd door afkoop. In het kader van de Compensatieregeling keert de verzekeraar aan consument een compensatie uit voor te hoge kosten en voor het hefboom- en inteereffect. De consument heeft zich bij Kifid beklaagd over onder meer de gebrekkige informatieverstrekking, het niet-vermelden van nominale kosten en over een te lage compensatie. Ook meent de consument dat de verzekeraar aansprakelijk gesteld kan worden voor gebrekkig advies door de tussenpersoon. De verzekeraar blijft op het standpunt staan dat zij consumenten over fondsbeheerkosten niet hoefde te informeren. De verzekeraar wil dat de aan de consument uitgekeerde compensatie, zoals de uitspraak van de Geschillencommissie verlangde, nu aan de verzekeraar wordt terugbetaald.

Fondsbeheerkosten (TER)

Op het moment van afsluiten van de beleggingsverzekering, was de verzekeraar nog niet verplicht om consumenten te informeren over fondsbeheerkosten die derden in rekening zouden brengen.

De Regeling informatieverstrekking aan verzekeringnemers uit 1998 en de door het Verbond van Verzekeraars opgestelde Code Rendement en Risico 1998 waren in augustus 1998 nog niet van kracht. Voor de beleggingsverzekering van deze consument zijn wel de Regeling informatieverstrekking aan verzekeringnemers uit 1994 en de Code Rendement en Risico 1996 van belang.

De Commissie van Beroep concludeert dat bij het afsluiten van de verzekering door de verzekeraar geen informatie is gegeven over fondsbeheerkosten. Waar in de bijlagen van de offerte wordt gesproken over ‘kosten van beheer’ hebben die geen betrekking op fondsbeheerkosten. Anders dan de Geschillencommissie komt de Commissie van Beroep tot het oordeel dat de verzekeraar de consument niet hoeft te compenseren voor een verminderde waardeopbouw van de verzekering als gevolg van in rekening gebrachte fondsbeheerkosten.

Vanwege de bindende uitspraak van de Geschillencommissie in maart 2017 heeft de verzekeraar een herberekening gemaakt en aan de consument aanvullende compensatie uitgekeerd. Op basis van de uitspraak van de Commissie van Beroep zou deze compensatie niet nodig zijn. Echter, de Commissie van Beroep kan aan een consument geen (terug)betalingsverplichting opleggen. De Commissie van Beroep volstaat daarom met de melding dat ‘consument aan de verzekeraar behoort terug te betalen’ wat de consument eerder heeft ontvangen van de verzekeraar als gevolg van de uitspraak van de Geschillencommissie.

Andere kosten

De Commissie van Beroep volgt de Geschillencommissie wel in de conclusie dat de verzekeraar vóór het afsluiten van de beleggingsverzekering de consument voldoende heeft geïnformeerd over de andere kosten die in rekening worden gebracht en wat dat betekent voor het uiteindelijke beleggingsresultaat. Het vermelden van kosten in euro’s (nominaal) was destijds niet verplicht.

Hefboom- en inteereffect

Over de vraag of de consument voldoende is gecompenseerd voor het hefboom- en inteereffect, kijkt de Commissie van Beroep naar de specifieke omstandigheden. In deze klacht tegen Reaal was geen sprake van het ‘bijzonder risico’, zo oordeelt de Commissie van Beroep. Er was geen reëel risico dat bij voortijdig overlijden geen enkele uitkering zou worden verstrekt. De Commissie van Beroep constateert verder dat de consument door de verzekeraar in het kader van de Compensatieregeling al is gecompenseerd voor het hefboom- en inteereffect.

Advies

De uitspraak is heel helder over de aansprakelijkheid voor eventuele tekortkomingen van de assurantie-tussenpersoon. Voor het sluiten van deze beleggingsverzekering heeft de consument gebruik gemaakt van bemiddeling door een onafhankelijke en zelfstandige tussenpersoon. Zou er sprake zijn van gebrekkig advies en als gevolg daarvan schade, dan is de tussenpersoon hiervoor aansprakelijk en niet de verzekeraar. Het is aan de verzekeraar om over de beleggingsverzekering de vereiste informatie te verstrekken. Het is aan de tussenpersoon, aan wie de consument om advies heeft gevraagd, om te beoordelen of dit product passend is voor de consument. De verzekeraar was ook niet verplicht om te controleren of het advies van de tussenpersoon deugdelijk was.

Oneerlijke bedingen en dwaling

Consumenten stellen ook dat de verzekering oneerlijke bedingen bevat, zoals bedoeld in de Europese richtlijn over oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, en dat zij bij het sluiten ervan gedwaald hebben. Naar het oordeel van de Commissie van Beroep is in deze zaak van oneerlijke bedingen niet gebleken. Ook het beroep op dwaling wordt afgewezen omdat er naar de eisen van destijds voldoende informatie is verstrekt.

Deze einduitspraak van de Commissie van Beroep <CvB 2018-010> komt in de plaats van het bindend advies van de Geschillencommissie van 6 maart 2017 <GC 2017-159>.

Volg ons ook via twitter @Kifid_Den_Haag

Ook interessant