Mijn Kifid

Kifid: financieel adviseur moet schade vergoeden voor ondeugdelijk beleggingsadvies

Een ondernemer treedt om gezondheidsredenen uit een familiemaatschap. Met de uitkoopsom wil hij gaan beleggen. Hij gaat te rade bij zijn vertrouwde verzekeringstussenpersoon en koopt participaties in een vastgoedproject. Ook zijn moeder koopt participaties in dit project. Het vastgoedproject gaat failliet, waardoor de participaties niets meer waard zijn. De consumenten stellen de verzekeringstussenpersoon aansprakelijk voor de geleden schade als gevolg van een ondeugdelijk beleggingsadvies. De Geschillencommissie van Kifid concludeert dat de verzekeringstussenpersoon dit beleggingsadvies niet had mogen geven. Hij dient aan beide consumenten de schade te vergoeden.

De ondernemer praat met de verzekeringstussenpersoon aanvankelijk over beleggen in aandelen. Later gaat het over de aankoop van participaties in Future Life, een vastgoedproject. De man koopt in 2008 voor 270.000 euro participaties in het vastgoedproject en zijn moeder voor 50.000 euro. In augustus 2010 gaat het project failliet. De verzekeringstussenpersoon doet samen met andere tussenpersonen pogingen om met de curator en de bank een plan te bedenken om het vastgoedproject voort te zetten. Dit loopt op niets uit evenals andere pogingen om beide consumenten schadeloos te stellen. Eind 2016 stellen zij de verzekeringstussenpersoon aansprakelijk. Omdat een reactie van de verzekeringstussenpersoon uitblijft, kloppen de man en zijn moeder eind 2017 aan bij Kifid.

Wel of geen beleggingsadvies

De verzekeringstussenpersoon betwist dat hij beleggingsadvies zou hebben gegeven. Hij zou beide consumenten hebben laten weten dat hij niet over beleggen adviseert en daarom een beleggingsadviseur heeft benaderd. De Geschillencommissie volgt deze redenering niet. Het staat vast dat in diverse gesprekken met de verzekeringstussenpersoon en zonder de beleggingsadviseur is gesproken over de verschillende manieren waarop het vermogen kon worden belegd. Op basis van die gesprekken hebben de man en zijn moeder participaties Future Life gekocht. Het advies om hierin te beleggen is (mede) door de verzekeringstussenpersoon gegeven, zo concludeert de Geschillencommissie.

Ondeugdelijk?

Nergens blijkt uit dat de verzekeringstussenpersoon heeft geïnformeerd naar het doel van de beleggingen en de risicobereidheid van de man en zijn moeder zodat het advies daarop afgestemd kon worden. Het geadviseerde beleggingsproduct is risicovol en heeft een korte looptijd. Daarmee is dit beleggingsproduct ongeschikt voor iemand met het beleggingsdoel ‘pensioen’, wat tijdens de klachtprocedure voor de Geschillencommissie aannemelijk is geworden. Er is niet geadviseerd het belegde bedrag te spreiden over verschillende beleggingen. Dit alles bij elkaar brengt de Geschillencommissie tot het oordeel dat het advies om destijds en in die omvang in Future Life te beleggen, niet gegeven had mogen worden.

De Geschillencommissie verwerpt het beroep op verjaring en het beroep op eigen schuld van betrokken consumenten.

Schade

Beide consumenten hebben hun schade berekend door het behaalde rendement te vergelijken met het rendement van een obligatie-index. Voor de man bedraagt de schade ruim 380.000 euro en voor de moeder ruim 70.000 euro.
Als de Geschillencommissie een vordering van meer dan 100.000 euro toekent, is de uitspraak niet-bindend op grond van het reglement (art. 38.6). Omdat de man een bindende uitspraak wenst, heeft hij zijn vordering gematigd tot 100.000 euro. Aan de man wordt daarom een schadevergoeding van 100.000 euro toegewezen en aan de moeder een schadevergoeding van ruim 70.000 euro. De verzekeringstussenpersoon moet aan beide consumenten samen 5.000 euro proceskosten vergoeden.

De uitspraak (GC 2019-223) in deze klacht van twee consumenten tegen de verzekeringstussenpersoon is bindend.

Ook interessant