Mijn Kifid

Geen beperking informatieplicht NN door uitspraak Europese Hof over beleggingsverzekering

De uitspraak van het Europese Hof van Justitie in de Van Leeuwenzaak van 29 april 2015 leidt niet tot beperking van de informatieplicht van een verzekeraar bij een beleggingsverzekering. Dit is het eindoordeel van de Geschillencommissie van Kifid in een klachtzaak tegen Nationale-Nederlanden. De verzekeraar moet de eerste kosten van een beleggingsverzekering vergoeden en een hogere vergoeding geven voor het hefboom- en inteereffect. De Geschillencommissie verplicht NN om binnen vier weken na ontvangst van de uitspraak deze vergoedingen te herrekenen en daarmee de waarde-opbouw van de beleggingsverzekering te verbeteren.

Tekortgeschoten

In een eerdere tussenuitspraak uit 2013 in deze zaak had de Geschillencommissie al bepaald dat Nationale-Nederlanden te kort is geschoten in haar informatieplicht. Zij vindt dat de consument door de verzekeraar niet op duidelijke en begrijpelijke wijze is geïnformeerd over de eerste kosten van deze beleggingsverzekering. NN beriep zich daarna op de uitspraak van het Europese Hof van Justitie van 29 april 2015 waaruit zou blijken dat zij niet verplicht was informatie over de eerste kosten te geven. De Commissie houdt vast aan haar uitgangspunt dat open normen van burgerlijk recht tot aanvullende informatieverplichtingen voor verzekeraar en tussenpersoon kunnen leiden.

Eerste kosten compenseren

De Geschillencommissie heeft in haar einduitspraak bepaald dat Nationale-Nederlanden bij het sluiten van de verzekering in 1997 informatie over de eerste kosten had moeten geven. Deze informatie was noodzakelijk voor de verzekeringnemer voor een goed begrip van de wezenlijke kenmerken van de beleggingsverzekering. Naar het oordeel van de Commissie was het voldoende voorspelbaar voor de verzekeraar dat deze informatieplicht bestond, zodat volgens haar aan de door het Europese Hof gestelde voorwaarden is voldaan. Nationale-Nederlanden moet daarom de eerste kosten compenseren en deze ten goede laten komen aan de waarde-opbouw van de verzekering.

Hogere vergoeding voor hefboom- en inteereffect

De Geschillencommissie is bovendien van oordeel dat Nationale-Nederlanden te kort is geschoten in haar informatieplicht over het hefboom- en inteereffect. Dit effect brengt mee dat er bij dalende koersen meer moet worden betaald voor een meeverzekerd overlijdensrisico. Dit gaat ten koste van de waarde-opbouw van de verzekering. Ook op dit punt voldoet deze informatieplicht aan de door het Europese Hof gestelde voorwaarden. Verder hanteert de verzekeraar in zijn compensatieregeling een netto jaarlijks bruto rendement van 6% en in de offerte een minimum nettorendement van 15%. De Commissie acht het daarom billijk om in dit geval de vergoeding voor het hefboom- en inteereffect door NN te laten herrekenen volgens een nettorendement van 13%. Hierbij is rekening gehouden met het gegeven dat het hefboom- en inteereffect bij stijgende koersen ook gunstig kan zijn voor de waarde-opbouw. De verzekeraar dient de hogere vergoeding voor het hefboom- en inteereffect eveneens ten goede te laten komen van de waarde opbouw van de verzekering.

Onjuiste voorstelling van zaken

Uit het onderzoek van de actuaris naar de in de offerte genoemde voorbeeldrendementen en voorbeeldkapitalen is gebleken dat de offerte op een aantal punten een onjuiste voorstelling van zaken gaf waardoor de voorbeeldkapitalen te hoog zijn voorgesteld. De Commissie wijst echter het beroep op dwaling af omdat consument niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij een juiste voorstelling van zaken de beleggingsverzekering niet zou hebben gesloten.

Noot voor de redactie

  • Perscontacten via 070 – 333 8948

Lees hier de volledige uitspraak GC 2016 – 129

Ook interessant